Inzet scantechnologie maakt operatie bij slokdarmkanker vaker overbodig

7 september 2016
Nieuws
Jaarlijks krijgen ongeveer 2500 mensen in Nederland de diagnose slokdarmkanker. Een groot deel van hen krijgt standaard eerst chemotherapie en bestraling om de tumorcellen zo veel mogelijk uit te schakelen. Daarna volgt een zware operatie waarbij de slokdarm wordt verwijderd. Uit onderzoek van Peter van Rossum (afdeling radiotherapie van het UMC Utrecht) blijkt dat bij een derde van de patiënten de slokdarm geen tumorweefsel meer bevat na chemotherapie en bestraling.

“We willen patiënten niet onnodig zo’n zware operatie laten ondergaan”, stelt Van Rossum. “Met behulp van nieuwe scantechnieken kunnen we vooraf bekijken of die operatie nodig is. Hierdoor kan in de nabije toekomst overbehandeling worden voorkomen en krijgt de individuele patiënt een behandeling op maat.” Van Rossum promoveert 9 september.

Met behulp van de scantechnieken kan ook tijdens de behandeling al worden gecontroleerd of de chemotherapie en bestraling goed aanslaat. Is dit niet het geval, dan kan die behandeling worden gestaakt en worden besloten direct over te gaan tot verwijdering van de slokdarm. Door eerder te stoppen met de behandeling, wordt de patiënt lichamelijk minder belast en is hij of zij fitter voor de grote operatie.

Inzet MRI- en PET-scans

Van Rossum onderzocht het gebruik van verschillende scantechnieken:  MRI-scans en PET-scans. Bij een MRI-scan worden doorsneden van delen van het lichaam gedetailleerd in beeld gebracht met behulp van een zeer sterk magneetveld. Bij een PET-scan wordt vooraf een kleine hoeveelheid radioactief suiker in het bloed gespoten. Die suiker concentreert zich op plekken waar kankercellen zitten. Op de beelden van de PET-scan worden die suikers zichtbaar, waardoor kankercellen kunnen worden gesignaleerd. Een MRI-scan blijkt in 80 tot 90 procent van de gevallen een betrouwbaar beeld te geven van het aantal overgebleven kankercellen na chemotherapie en bestraling. Bij de PET-scan is dat 70 procent.

Het onderzoek krijgt– in samenwerking met ziekenhuizen in Amsterdam, Groningen en Houston (Texas) - een internationaal vervolg. De onderzoeksresultaten worden in een grotere groep patiënten geverifieerd. Verder wordt bekeken of een combinatie van deze twee scans een betere uitkomst geeft. De verwachting is dat dan met nog meer zekerheid kan worden vastgesteld of het verwijderen van de slokdarm daadwerkelijk nodig is.

Betere voorspelling

Recent werd op ander gebied vooruitgang geboekt in de bestrijding van slokdarmkanker. In augustus bleek dat onderzoekers van het AMC, de Queen Mary University of London en Arizona State University aan de hand van de genetische opmaak van cellen in de slokdarm de kans op slokdarmkanker op de lange termijn kunnen voorspellen. Het wordt zo mogelijk om te bepalen welke patiënten met een aangetaste slokdarm uiteindelijk kanker krijgen. De bevindingen zijn vrijdag 19 augustus gepubliceerd in Nature Communications.