LUMC live met Twiin beelduitwisseling, op weg naar beeldbeschikbaarheid

1 juli 2020
Ondertekening-Twiin-klein
Samenwerking
Nieuws

Het LUMC maakt als eerste UMC in Nederland gebruik van Twiin voor het landelijk uitwisselen van radiologische beelden en verslagen. Vorige week werd al bekend dat 80 procent van de ziekenhuizen willen gaan aansluiten of al zijn aangesloten. Het is de eerste stap op weg naar universele beschikbaarheid van beelden en data voor zorgprofessionals.

Op 1 mei gaf het Twiin-programma met het project DVDexit het startschot om de dvd de zorg uit te krijgen. Uitwisseling van radiologische beelden en verslagen kan dan via één landelijk portaal of vanuit de eigen digitale werkomgeving van de zorgverlener met behulp van een gateway. St Jansdal was het eerst aangesloten ziekenhuis en heeft inmiddels de eerste beelden uitgewisseld met de Radiotherapiegroep. Nu volgt het LUMC (Leiden) als eerste academisch ziekenhuis.

Een groep organisaties in en rondom de zorgsector werkt al enkele jaren samen binnen het programma Twiin aan elektronische beelduitwisseling tussen ziekenhuizen. De functionaliteiten van Twiin om de verschillende soorten zorgprocessen te ondersteunen, komen gefaseerd beschikbaar. De eerste stap is het vervangen van de dvd door een sneller digitaal alternatief (DVDexit) waarvoor momenteel een openbare consultatie loopt.

Er zijn diverse manieren om beelden uit te wisselen via het Twiin-portaal.

We spreken met Mark Kruit (neuroradioloog), hoofd ICT Radiologie LUMC en ambassadeur van het eerste uur; Adriaan Blankenstein ( voorzitter Raad van Bestuur VZVZ) en Bas van Vliet, programmamanager Twiin over deze eerste stap en de vervolgstappen richting beschikbaarheid van beelden en andere data, waarbij het zorgtraject van de patiënt centraal staat.

DVDexit biedt twee opties: handmatig up- en downloaden of meer geautomatiseerd. Is dat een opmaat tot geheel geautomatiseerde uitwisseling?

Mark Kruit: “We hebben de afgelopen jaren een concept-shift gemaakt van uitwisselen naar beschikbaar stellen. Daar zit een wezenlijk verschil tussen. We hebben tot nu toe altijd uitgewisseld en doen dat ook met dit portaal nog. Beschikbaarheid gaat over het voldoen aan de behoefte van de zorgverleners: toegang tot informatie wanneer en waar zij die nodig hebben. Uiteindelijk kan alleen de zorgverlener beoordelen welke informatie nodig is. Dat is waar we de Twiin-tijdlijn voor hebben ontworpen. Zodat je als zorgverlener in je eigen systeem direct kunt zien welke patiëntinformatie landelijk beschikbaar is, zonder uitstapjes naar een portaal of website. Hoe meer extra viewers je nodig hebt, hoe lastiger het wordt. Dus alles zoveel mogelijk in je standaard werkomgeving: EPD, PACS, labsysteem, weergegeven in een tijdlijn. Hoe dat moet en met welke techniek, dat mogen andere partijen verzinnen (lees: Twiin). Wat we nu hebben met het portaal, is een tussenfase. Doe je dat grotendeels nog handmatig, dan wordt dat met grote hoeveelheden onderzoeken een beperkende factor. Daarom is verdergaande integratie met meer automatisering belangrijk.”

“Woensdag 24 juni is de gateway van Twiin in het LUMC geïnstalleerd en maakt de PACS-leverancier de koppeling. De secretaresse kan dan in het PACS-systeem een pop-up uit het adresboek krijgen en relatief snel, maar nog wel handmatig, een onderzoek versturen. Als iets naar ons wordt toegestuurd, komt het automatisch in het PACS-systeem binnen, maar moeten we het zelf in het EPD zetten. We zijn nu met ChipSoft bezig om dit stuk te automatiseren, zodat er binnenkort geen handwerk meer tussen zit. Bij tien onderzoeken scheelt dat toch weer gauw tien minuten.”

Die tijdlijn is een streven neem ik aan, niet in steen gehouwen?

Kruit: “Ja en nee. Er is wel meer sturing nodig om tot die stip op de horizon te komen. De functionaliteiten die een landelijk systeem voor beschikbaarheid van medische data moet hebben, zijn door Twiin omarmd en op die manier wel in steen gehouwen. Zo moet het straks functioneren. Techniek en afspraken zijn nog in ontwikkeling, maar wat er mee moet kunnen, staat wel vast.”

DVDexit is de eerste concrete stap binnen de tijdlijn van Twiin.

Er is nooit een landelijke infrastructuur gekomen voor uitwisseling van gegevens sinds in 2011 het landelijk EPD werd afgeschoten. Wordt Twiin die infrastructuur?

Adriaan Blankenstein: “Dat EPD was een soort gecentraliseerde moloch. Daar houdt dit land niet van. Zo willen wij dit niet met elkaar inrichten. De zorgsector is een netwerk met ontzettend veel aanbieders van informatiesystemen voor heel veel specialismen. In het kader van de behandelrelatie streven we ernaar informatie met de patiënt meereizen van de ene behandelaar naar de ander, naar verpleegkundigen en verzorgenden - en beschikbaar zijn voor de patiënt. Niet door een moloch te maken, maar door die beschikbaarheid te faciliteren. Want het gaat niet om uitwisselen, maar beschikbaarheid wanneer dat nodig is. Dat bepalen de dokter en de patiënt. De wetgeving bepaalt wat daarin mag en daar liggen de grenzen. Privacy is een must. Dus beschikbaarheid moet heel doelgericht zijn.”

“Twiin is geen infrastructuur, maar een afsprakenstelsel. Zowel ICT-leveranciers als zorginstellingen kunnen hier op aansluiten. Dat gebeurt op basis van een breed eisenpakket, zodat zeker is dat zaken zoals autorisatie kloppen. Hoe de technologie geregeld moet worden? Daar zijn veel marktpartijen voor nodig. Iedereen die voldoet aan de afspraken, mag via Twiin werken. Dat geeft zorgaanbieders de mogelijkheid om te kiezen met welke ICT-leverancier ze in zee willen gaan. Marktwerking is een groot goed. Wij geloven in interoperabiliteit en portabiliteit: beschikbaarheid en de mogelijkheid over te stappen. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat de zorgverlener in staat gesteld wordt om de patiënt centraal te stellen door zich te kunnen richten op de best mogelijke behandeling en niet handmatig overal deelbestandjes en -beelden vandaan te halen. DVDexit is een voorloper. Mooi, snel maar nog niet volledig uitgewerkt.”

DVDexit is dus een eerste piketpaaltje?

Blankenstein: “Het is de blijvende oplossing waar het veld om vraagt, en waar nu versneld gehoor aan is gegeven. Het staat dus los van Covid-19. Na het verdwijnen van de dvd werken we stap voor stap richting de ideale eindsituatie. Die ziet er niet per se zo uit als deze oplossing, maar voorziet wel optimaal in de wens van beschikbaarheid.”

Kruit: “Natuurlijk wil ik dat alles dat we willen zo snel mogelijk beschikbaar komt, maar wel op een goede manier, waarin iedereen zich herkent: politiek, patiënt, zorgverlener. Ik denk dat het ook moet lukken. We vragen niet om uitzinnige functionaliteiten, we willen gewoon dat informatie, mits toegestaan door de patiënt, beschikbaar is wanneer de zorgverlener dat nodig heeft. De functionele vereisten die we voor beeldbeschikbaarheid hebben opgesteld, zijn in de kern in één zin samen te vatten. Aan zorgverlenerszijde is niemand daartegen. Waarschijnlijk de patiënt ook niet. Hoe het technisch gerealiseerd moet worden, dat laten we aan de ICT-specialisten. Wel natuurlijk met zulke strikte voorwaarden dat elke zorgverlener ongeacht het gebruikte systeem altijd het juiste eindresultaat krijgt.”

“Voor leveranciers is het ook goed dat de gewenste functies breed gedragen worden door de medische beroepsgroepen. Als wij van onze leverancier ChipSoft bepaalde veranderingen willen, dan geeft ChipSoft aan dat ze dat niet zomaar alleen voor ons kunnen doen. Door met één vrij simpel recept naar alle leveranciers toe te stappen, merk je dat zij die handschoen nu ook willen oppakken en de discussie aangaan. Bijvoorbeeld hoe zij vervolgstappen binnen Twiin het beste in hun strategie kunnen toevoegen, want we zijn ook met andere trajecten bezig.”

Is het niet moeilijk om alle partijen goed binnenboord te houden?

Blankenstein: “Ik heb het idee dat we alle partijen er bij betrokken hebben. Van koepels van specialisten – zoals nu radiologen - en zorgaanbieders, de gebruikersverenigingen van de betrokken systeemleveranciers en patiëntverenigingen. Zodat zij samen kunnen bepalen binnen de beleidskaders van VWS wat we gerealiseerd willen zien. Daar pak je dan ook de leveranciers en zorgverzekeraars bij – die laatste groep is een hele belangrijke facilitator voor vernieuwing in de zorg. Coördineer je dat niet goed, of sla je partijen over, dan zou je problemen kunnen krijgen.”

Bas van Vliet: “Ik denk ook dat het goede samenwerken mede voortkomt uit de manier waarop we te werk gaan. Zo praten we niet alleen, maar gaan we onderdelen van wat we uitwerken beproeven met de partijen die daar bij horen. Zo krijg je ook een discussie van wat wel of niet werkt. Dan is het geen theoretische discussie meer, maar een die is gebaseerd op feiten. Dat proberen wij ook consequent zo te doen.”

Binnen Twiin werkt een aantal partijen in en rondom de zorg samen.

Blankenstein: “Je kunt ook niet alles vanachter je bureau bedenken. Je moet in de praktijk, in een veilige omgeving, uitproberen of wat je bedacht hebt ook werkt. Zo leer je steeds meer verfijnen en zo het juiste resultaat bereiken. Zo hebben we een aparte proefomgeving gebouwd, een soort dienstenmodel – Proves – waar we heel veel ontwikkelingen doorheen halen. Maar wel op zo’n manier dat je niet elke keer opnieuw het wiel moet uitvinden. Dat wordt door de hele community gebruikt, om elke kant mee te nemen: techniek, beleid, financiering, gebruiker.”

Jullie gaven aan dat er meerdere trajecten – werkstromen - lopen. Worden er binnenkort meer piketpaaltjes geslagen?

Blankenstein: “Je hebt veel meer zaken: verwijzingen, overdracht, medicatie. Er zijn zoveel zaken die een EPD kan voeden of waarmee een EPD gevoed kan worden. Wil je dat integraal regelen en de administratieve ballast zo klein mogelijk houden, dan moet je alle werkstromen goed koppelen. Daarvoor heb je een stelsel nodig zoals Twiin. We hebben inderdaad veel meer pijlen op de boog, al kunnen we niet alles tegelijk. Maar alle grote beleidsprogramma’s van VWS op het gebied van digitalisering van gegevens zullen een element Twiin bevatten. Integraliteit is het einddoel.”

Dus DVDexit moet ook een basis vormen voor andere werkstromen, zodat volgende stappen makkelijker worden?

Van Vliet: “Ja, we mikken absoluut op herbruikbare componenten, zodat een andere werkstroom zo snel en vergelijkbaar mogelijk ingevuld wordt. Dat zal steeds meer het geval zijn naarmate we meer stappen zetten. Zo wordt het steeds makkelijker om nieuwe zorgtoepassingen en use cases, andere functionele behoeften, in te vullen.”

Maakt deze aanpak het makkelijker om partijen voor volgende stappen mee te krijgen?

Kruit: “Als ik terugkijk naar hoe wij voor DVDexit zijn begonnen, simpel beschrijven hoe iets zou moeten werken ongeacht het merk toepassing, is het wel nodig om als beroepsgroep abstract te kijken naar een generiek ‘recept’. Bij beelduitwisseling is er een systeem met een aantal leveranciers van PACS-systemen en een beperkt aantal EPD-leveranciers. Dat was al zo complex dat er tot nu toe geen goede koppeling mogelijk was. Nu gaat dat wel gebeuren en dat kun je straks vertalen naar bijvoorbeeld labwaarden, waarbij je zowel EPD- als labsystemen hebt. Ook dan moet je als beroepsgroep eerst generiek kijken naar wat je van de leveranciers wil en vervolgens concreet worden in functionele beschrijvingen. Door telkens deze aanpak te hanteren, krijg je partijen wel makkelijker mee.”

Is Twiin nu een voortrollende trein die niet meer zal stoppen?

Blankenstein: “Eigenlijk heb je in Nederland pas iets neergezet als elk ziekenhuis het kan gebruiken. Vervolgens moeten ook andere partijen, zoals een lab, kunnen aansluiten. Als een afsprakenstelsel dekkend is voor alle ziekenhuizen en open is voor alle omgevingen die je er verder op aan wil sluiten, dan kun je stap voor stap verder. De vraag is dan: welke stappen? Zo heeft Mark nu een wens in vervulling zien gaan, maar zo zijn er heel veel. En de zorg-ICT capaciteit in Nederland is eindig, en helaas veel kleiner dan wat we zouden willen hebben: geld, capaciteit. Dus moeten we kiezen, prioriteiten stellen. Dat is echt wel een uitdaging.”

Kruit: “Bij radiologie was de prioriteit simpel: eenvoudig grote hoeveelheden beelden uitwisselen. Daarbij heeft ook geholpen dat er in de spoedzorg veel afhankelijkheid is van dit soort beelden. Er zijn genoeg voorbeelden van patiënten die overgeplaatst werden van ziekenhuis A naar B met een dvd’tje op de buik, waarna de specialist in ziekenhuis B aangaf dat hij hier niets mee kon of hoefde. Patiënt retour, veel verlies van tijd en kosten. Deze functionaliteit maakt mogelijk dat je direct een pakketje beelden kan versturen die meteen in ziekenhuis B te bekijken zijn, zodat spoedbeslissingen sneller mogelijk worden. Denk maar aan een herseninfarct, waarbij elke seconde telt. Belangrijk daarbij blijft dat je een goede 24/7 ondersteuning hebt zodat de betrokken systemen ook altijd werken en je niet weer scepsis gaat kweken over ‘het zal het wel weer niet doen’.”