Succesvolle gentherapie bij hemofiliepatiënt AMC

29 januari 2016
Haemophilus_influenzae_011-scaled
Patiënt
Nieuws
Dat maakt een enorm verschil: in plaats van twee keer per week een bloedtransfusie met stollingsfactor IX is er slechts in uitzonderlijke situaties een transfusie nodig. Bovendien heeft de patiënt vrijwel geen gewrichtsbloedingen meer, waardoor de gewrichten niet langer door de hemofilie zullen verslijten. Het is afwachten of het effect lang aanwezig blijft; de onderzoekers zijn voorzichtig optimistisch.

Tien patiënten

De patiënt – die aan hemofilie B lijdt – is in studieverband behandeld in het AMC. Het onderzoek wordt geleid en gefinancierd door het biotechbedrijf UniQure, dat is gevestigd op het terrein van het AMC. In totaal zullen er tien patiënten meedoen aan de studie – verdeeld over vier Nederlandse ziekenhuizen en centra in Duitsland, Denemarken en Italië. Hemofilie B is een ziekte waarbij het bloed niet goed kan stollen door afwezigheid van stollingsfactor IX. Door een defect gen wordt dit eiwit onvoldoende aangemaakt. Behandeling met gentherapie houdt in dat een goed werkend exemplaar van het defecte gen wordt ingebouwd in de levercellen van de patiënt. Hierdoor wordt het ontbrekende eiwit wél geproduceerd.

DNA op de juiste plaats brengen

Het vinden van het juiste vervoermiddel (vector) voor het nieuwe, goed functionerende gen is de grootste uitdaging. Vasculair internist Michiel Coppens, in het AMC hoofdonderzoeker gentherapie bij hemofilie B:  “Voor hemofilie B denken we een goed vervoermiddel te hebben gevonden waardoor het nieuwe stukje DNA op de juiste plek terechtkomt. We maken gebruik van het Adeno-Associated Virus, AAV. De meest succesvolle vector van dit moment.” Wat wel kan gebeuren bij het gebruik van zo’n virus, is dat de afweer van de patiënt er in de loop der tijd op gaat reageren. De levercellen die het nieuwe DNA hebben opgenomen, kunnen worden afgebroken door het afweersysteem, waardoor ook de factor IX eiwitproductie weer verloren gaat. Tot nu toe – de AMC-patiënt is in september vorig jaar behandeld – is dat nog niet gebeurd. Coppens is dan ook voorzichtig optimistisch: “Als onze studie langdurige expressie laat zien van stollingsfactor IX, dan zou dit wel eens dé behandeling voor deze ziekte kunnen zijn. Maar dan moet blijken dat het een therapie is waarbij de meeste patiënten geen immuunreactie ontwikkelen in de eerste drie maanden en gedurende een lange periode het stollingseiwit produceren.”