Erik Gerritsen (VWS): ‘Meer Kennedy, minder Giuliani in de zorg’
ma 9 december 2019
Innovatie
CV
Via financieel-economische zaken en jeugdzorg naar VWS
Erik Gerritsen is sinds 1 juni 2015 werkzaam als secretaris-generaal van het ministerie van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In deze functie geeft hij dagelijks leiding aan de ambtelijke organisatie van VWS en is hij het eerste ambtelijke aanspreekpunt voor de drie bewindslieden: Hugo de Jonge, Bruno Bruins en Paul Blokhuis.
Gerritsen studeerde Informatiemanagement aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 2011 promoveerde in de bestuurswetenschappen. In de periode 1986–1996 was hij achtereenvolgens beleidsmedewerker FEZ, hoofd financiën en control en plaatsvervangend directeur Financieel-Economische Zaken bij het Ministerie van Financiën. Tot het jaar 2000 was hij daar tevens plaatsvervangend secretaris-generaal.
Van 2000 tot 2007 werkte Gerritsen als gemeentesecretaris bij de Gemeente Amsterdam, waarna hij tot 2009 kennisambassadeur was. In de periode 2009–2014 was hij bestuursvoorzitter van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. In 2014 en 2015 vervulde hij dezelfde rol bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam.
Gerritsen maakt deel uit van de Topmanagementgroep, waarin onder meer secretarissen-generaal, directeuren-generaal en inspecteurs-generaal van de Nederlandse ministeries zitting hebben. Formeel is hij in dienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat hem voor een periode van maximaal zeven jaar heeft benoemd tot secretaris-generaal van VWS.
ICT&health maakt op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken. Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website goed functioneert, om uw voorkeuren op te slaan, om inzicht te krijgen in bezoekersgedrag, maar ook voor marketingdoeleinden. Meer informatie vindt u op onze privacy policy.
Cookie instellingen
Accepteer alle cookies
Cookie instellingen
Pas de cookie-instellingen aan naar jouw persoonlijke voorkeur en bevestig jouw keuze. Noodzakelijke cookies zijn altijd noodzakelijk om deze website te kunnen bezoeken. U kunt uw voorkeur op ieder moment wijzigen of intrekken.
Noodzakelijk
(1)
Google Analytics
Het bijhouden van geanonimiseerde bezoekersstatistieken bij het gebruik van de website.
Functioneel
(2)
Google Analytics
Het bijhouden van persoonlijke bezoekersstatistieken bij het gebruik van de website.
Google Tag Manager
Het beheren van tags en het bijhouden van gegevens over het gebruik van de website.
Marketing
(1)
Google Ads
Het tonen van gerichte advertenties op basis van het gebruik van de website.
“Digitale zorg is een aanzwellende onderstroom, maar nog lang niet het nieuwe normaal. Om dat te realiseren moeten we met elkaar van de kade af durven komen”, stelt Erik Gerritsen. De no-nonsense secretaris-generaal bij het ministerie van VWS werkt al 4,5 jaar met hart en ziel aan het juiste klimaat en een vruchtbare bodem voor digitale zorginnovatie. “Wat de zorg nodig heeft, is niet zozeer het ‘under promise, over deliver’ van Rudy Giuliani, maar meer de houding van John F. Kennedy in zijn moonshot speech: de lat hoog leggen, een scherpe deadline stellen en dan gebruik maken van de energie die vrijkomt door de wil om het gemeenschappelijke doel op tijd te bereiken.” Gerritsen roept zorgbestuurders en -professionals op om te beginnen met de implementatie van zorgtechnologie en hun best practises aan elkaar te laten zien. “Voorbeeldgedrag tonen is belangrijk, want mensen doen niet wat ze je horen zeggen, maar wat ze je zien doen.” (foto ICT&health - William Rutten)
De inspanningen van VWS waren de afgelopen jaren vooral gericht op het creëren van randvoorwaarden voor de juiste zorg op de juiste plek. Zo is het MedMij Afsprakenstelsel uitgewerkt voor het ontsluiten van gezondheidsgegevens aan patiënten en wordt digitale zorginnovatie in de periode 2019-2021 gestimuleerd met ruim één miljard euro aan subsidie- en transformatiegelden. Deze worden voor een groot deel beschikbaar gesteld via de zeven Versnellingsprogramma’s Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional (VIPP).
Gerritsen maakt zich al sinds zijn aantreden als secretaris-generaal bij VWS hard voor de digitale transformatie in de zorgsector. Die vindt hij noodzakelijk om de kwaliteit en toegankelijkheid van onze zorg ook in toekomst te waarborgen. Gedreven door de wens het verschil te maken voor kwetsbare mensen en de professionals die zich voor hen inzetten, brengt hij op alle niveaus mensen bij elkaar om zoveel mogelijk belemmeringen weg te halen en hen te enthousiasmeren het samen ‘gewoon te gaan doen’. Leidraad hierbij zijn de outcome-doelen, die in december 2016 werden vastgesteld door het Informatieberaad Zorg: medicatieveiligheid, de patiënt centraal, gestandaardiseerde informatie-uitwisseling en het eenmalig vastleggen van gegevens.
Waar staan VWS en de zorgsector nu in de transitie naar het breed inzetten van digitale zorgtechnologie?
“We hebben al veel gedaan, maar er is ook nog heel veel te doen. Noem mij een toepassing van e-health en je komt hem in Nederland tegen. Toen ik 4,5 jaar geleden begon bij VWS waren de eerste voorbeelden al aanwezig. Denk aan COPD InBeeld van VVT-organisatie Sensire, veilig dwalen bij ouderenzorgorganisaties als tanteLouise, OZOverbindzorg voor communicatie tussen iedereen in het netwerk van een patiënt en VR-toepassingen in de GGZ om angststoornissen te behandelen bij jongeren en volwassenen. Inmiddels kom je digitale zorgtoepassingen op veel meer plaatsen tegen, maar het is nog lang niet het nieuwe normaal. Ik zie het als een aanzwellende onderstroom, die nog net geen bovenstroom is. En dat vind ik best frustrerend, want het betekent dat niet alle patiënten en professionals in zorg en ondersteuning de voordelen ondervinden van technologie die al wel beschikbaar is.”
Wat zou er volgens u moeten gebeuren om dit het nieuwe normaal te laten worden?
“Samen met partijen uit de sector hebben we zoveel mogelijk bekostigingsbelemmeringen weggenomen. Maar dan geldt nog steeds dat je als bestuurder, zorgprofessional of verzekeraar iets nieuws moet gaan doen en een oude werkwijze moet loslaten. Het gaat om mindset en gedragsmatige veranderingen. Om die te stimuleren zouden we bewezen effectieve digitale vormen van zorg misschien beter kunnen belonen. We moedigen de Nederlandse Zorgautoriteit aan om daarover na te denken. Ook zoeken we samen met het veld naar nog meer manieren om de digitale transformatie te versnellen.”
“Deels is het denk ik ook een kwestie van volhouden. We zien bijvoorbeeld het aantal meerjarencontracten tussen ziekenhuizen en verzekeraars groeien, waardoor er rust en ruimte ontstaat om te investeren in innovatie. Opschalen is mogelijk door het gewoon te doen en de ruimte te pakken die er is.”
Er is voldoende ruimte, denkt u?
“Wij zeggen tegen de sector, deels ook om de discussie op scherp te zetten: alles wat jullie willen, kan al. En als het niet mag of niet wordt bekostigd, dan is er wel een beleidsregel of vrij tarief waarin we het kunnen regelen. Het komt er nu op aan dat zorgbestuurders hun nek durven uitsteken, hun verantwoordelijkheid nemen en die ruimte pakken.”
“Een goed voorbeeld daarvan vind ik COPD InBeeld van Sensire in Varsseveld. Bestuurder Maarten van Rixtel heeft zelf het initiatief genomen voor de pilot met deze vorm van zorg op afstand. Toen was bewezen dat het werkte, wilde hij graag opschalen naar meer COPD-patiënten in de regio. Dat kon alleen als de verzekeraar het vergoedt. Bovendien moest met het bestuur van het aan de pilot deelnemende Slingeland Ziekenhuis worden afgestemd dat de hieruit voortvloeiende omzetdaling niet voor problemen zou zorgen. Daar is uiteindelijk een meerjarencontract met shared savings uitgekomen, zodat opschalen mogelijk werd. In dit soort trajecten ligt ook een rol voor ons als VWS: partijen bij elkaar brengen, bijvoorbeeld in Health Deals, ernaast gaan staan en ze aanmoedigen het samen te doen.”
Welke stakeholders kunnen in het proces naar opschaling wel een tandje bijzetten?
“Alle partijen in de zorg en ondersteuning, dus ook gemeenten. We kunnen veel sneller opschalen als iedereen een houding aanneemt van: verantwoordelijkheid nemen voor dingen waar je niet meteen verantwoordelijk voor bent. Om te kunnen versnellen, moet je over je eigen schaduw heen durven springen. Dus zelf de eerste stap zetten voordat je aan anderen vraagt om mee te betalen. Als je zegt: ik heb een heel goed idee, maar iemand anders moet het betalen, dan is dat gelijk een innovatiekiller. Zeg in plaats daarvan: ik zet de eerste stap, laat zien dat het werkt en daarna ga ik met een bewezen oplossing naar verzekeraars met de vraag: doen jullie mee? Die houding proberen wij te stimuleren door de belemmeringen daarvoor weg te nemen.”
Vindt u dat zorgbestuurders op dit gebied meer lef moeten tonen?
“Woorden als meer lef of leiderschap vind ik een beetje leeg. Iedereen is het ermee eens dat het nodig is, maar gebeurt er dan iets? Visie en technologie zijn het probleem niet, dat hebben we voldoende laten zien in Nederland. Het gaat over implementatie, opschalen. Dat is het grote vraagstuk en blijkbaar het moeilijkste wat er is. Dan moet je elkaar hulp durven vragen. Ik kom in het veld van zorg en ondersteuning bijna allemaal heel geïnspireerde mensen tegen, die echt het verschil willen maken, maar ze lopen tegen dingen aan. Wat hen weerhoudt, zit deels in zaken die we vanuit de overheid kunnen ondersteunen. Maar voor een deel gaat het ook om durven toegeven dat je het niet alleen kunt. Zoek dus de coalitie op en doe het samen.”
Ook de digitale infrastructuur blijft een bottleneck in het streven naar opschalen. Hoe kijkt u daar tegenaan?
“Digitale gegevensuitwisseling in de zorg is enorm complex. Ik zie het als een ongetemd probleem. Het is inhoudelijk ingewikkeld en we weten nog niet precies wat wel en wat niet werkt. En we kunnen niet alles vooraf bedenken: we zullen gewoon aan de slag moeten en tijdens het oplossen ervan erachter komen hoe het probleem precies in elkaar zit.”
“Rondom het uitwisselen van gezondheidsgegevens is nog veel discussie over wat wel of niet wenselijk is als het gaat om privacy en eigen regie van burgers en patiënten. Bovendien zijn er veel spelers en is niemand de baas. Ook dat typeert een ongetemd probleem. Dat moeten we samen gaan oplossen. De wil om dat te doen, is er zeker. Tijdens alle gesprekken die ik voer met zorgprofessionals, bestuurders, verzekeraars en patiënten zie ik veel gemotiveerde mensen. Het gaat denk ik ook om het ontketenen van de energie die er is.”
Energie ontketenen, hoe wilt u dat doen?
“Door mensen bij elkaar te brengen en zoveel mogelijk obstakels weg te nemen. Dus zorgen voor zowel vruchtbare grond als klimaatbevorderende maatregelen. Op ICT-gebied is dat nu vooral het faciliteren van een veilige, gestandaardiseerde uitwisseling van gezondheidsgegevens. Hierbij gaat het niet alleen om de juiste technische tussensystemen voor data-uitwisseling, maar ook om eenheid van taal. Als beide aspecten voor elkaar zijn, dan gaan innovaties ook echt renderen.”
“Om die reden is er wetgeving ontwikkeld voor digitale gegevensuitwisseling in de zorg en zijn we ermee bezig binnen het Informatieberaad Zorg. Dat is een megaklus, maar omdat het veld zelf om meer regie van de overheid heeft gevraagd, kunnen we er met voldoende draagvlak aan werken.”
“In het Informatieberaad zijn alle belanghebbenden vertegenwoordigd en gezamenlijk hebben we eind 2016 vier outcome doelen geformuleerd. Een bezwaar hierbij was of je die doelen wel met elkaar kunt afspreken als je vooraf niet precies weet of die realistisch zijn. Maar als je niet een keer op wilsniveau zegt: ‘over drie jaar willen we daar staan’, dan komen we er volgens mij nooit. We moeten met elkaar van de kade af durven komen.”
"Om te kunnen versnellen, moet je over je eigen schaduw heen durven springen"
“En er is terugkomrecht als gaandeweg blijkt dat er aanpassingen nodig zijn. Dan praten we er weer opnieuw over en als het moet, dan doen we het een jaar later. Maar nu is het echt tijd om te stoppen met praten en gewoon acties uit te werken. Niet alleen standaarden vaststellen, maar ook beginnen met de implementatie ervan. Dat zijn we nu met elkaar aan het regelen. Maar zorgprofessionals en bestuurders die klagen over de gebrekkige data-uitwisseling, moeten zich realiseren dat ze er ook zelf het nodige aan moeten doen om dit probleem op te lossen.”
Wat verwacht u op dit vlak van zorgprofessionals?
“Dat ze naar hun bestuurders stappen en eisen dat digitale gegevensuitwisseling nu echt topprioriteit moet krijgen. Ze kunnen niet alleen maar zeggen: het gaat niet snel genoeg, ik word hier gek van, ik verlies patiënten, minister doe wat. Wij hebben hier ook geen magische stok. We pakken wel de actieve regie, maar dat kan alleen maar tot succes leiden als zorgbestuurders ook hun verantwoordelijkheid nemen. We hebben één van de beste zorgsystemen ter wereld en dat willen we graag behouden. Dan moet je deze stappen gewoon maken.
Overigens spelen deze problemen niet alleen in Nederland. Ik ben op bezoek geweest in het Beth Israel Deaconess Medical Center in Boston, één van de meest digitale en ook één van de beste ziekenhuizen ter wereld. Veel artsen hebben daar tevens een graad in de informatica en ontwikkelen binnen het ziekenhuis hun eigen systemen. Intern verloopt de gegevensuitwisseling volledig digitaal. Toch blijken ook zij nog met faxen te werken voor patiënten die uit andere ziekenhuizen komen. Ook daar is de infrastructuur nog niet zo open dat zorginstellingen onderling data met elkaar kunnen uitwisselen.
Nog even terug naar de rol van artsen en verpleegkundigen: zij moeten samen met collega’s in de branche dezelfde vragen gaan stellen aan hun EPD-leverancier, zodat die de software kan aanpassen voor alle gebruikers, in plaats van te blijven roepen dat ze overgeleverd zijn. Ook daar kunnen wij een rol in spelen. Als de sector vindt dat een EPD-leverancier zich monopolistisch gedraagt, dan kunnen we faciliteren dat de vraag vanuit de sector wordt gebundeld.
Belangrijk is ook dat artsen en verpleegkundigen zich realiseren wat dr. Wouter Keijser beschrijft in zijn proefschrift over effectief medisch leiderschap: dat zij niet alleen verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun klinische kwaliteit, maar ook moeten begrijpen dat zeventig procent van de kwaliteit van de zorg die zij leveren afhankelijk is van de manier waarop die zorg georganiseerd is. Als dat niet goed gebeurt, kun je wel een topdokter of topverpleegkundige zijn, maar lever je alsnog geen goede zorg. Daar ligt dus ook een verantwoordelijkheid voor artsen en verpleegkundigen. Zij kunnen niet alleen wijzen naar de bestuurder of de minister. Je moet het samen doen. Ik leg niet alle ballen bij artsen en verpleegkundigen, maar zeg tegen iedereen in de sector: je moet samen springen, dan gaat het lukken.”
Moet er daarvoor een cultuurverandering plaatsvinden in de zorg?
“Ik denk dat het belangrijker is om voorbeeldgedrag te tonen. Mensen doen niet wat ze je horen zeggen, maar wat ze je zien doen. Wat wij vanuit VWS nastreven is geen cultuurverandering, maar dat partijen in zorg en ondersteuning hun verantwoordelijkheid nemen en het goede voorbeeld geven. Dat werkt aanstekelijk voor anderen. Ik daag iedereen uit om die stap nu daadwerkelijk te zetten. En spreek mij erop aan als je iets mist waar wij voor kunnen zorgen”.
In de praktijk blijkt ook geld vaak een goede stimulans voor gedragsverandering. Denkt u dat er meer financiële prikkels nodig zijn voor preventie in het streven naar toekomstbestendige zorg?
“Preventie heeft voor een groot deel betrekking op leefstijl en dat is een politiek gevoelig onderwerp. Er wordt heel verschillend gedacht over in hoeverre de overheid zich daarmee mag bemoeien. Er worden politieke debatten gevoerd over vragen als het aanpassen van tarieven of het verbieden van bepaalde zaken. Daar spreek ik mij als ambtenaar niet over uit.
Wat ik in dit kader wel interessant vind, is onderzoek naar hoe je mensen ertoe kunt bewegen gezonder te gaan leven. Zelf ben ik enthousiast over wat games daarbij kunnen doen. We zien in de praktijk dat alleen hoogfrequente feedback over wat gedrag doet met iemands gezondheid niet voldoende is. Wat wel werkt, is een combinatie van druk vanuit de omgeving, een game-element zoals competitie met jezelf of met een groep, en professionele, hoogfrequente begeleiding. Dat kunnen gezondheidsgames bieden. Als mensen daardoor een duwtje in de rug krijgen om hun leefstijl aan te passen, hoeft de overheid daar geen actieve rol in te spelen. Wel kunnen we zorgen voor een klimaat waarin gezondheidsgames kunnen floreren. Ik denk dat verzekeraars hierbij ook samenwerking kunnen zoeken met gemeenten. Die hebben een wettelijke taak op het gebied van preventie en zouden hier actief aan kunnen bijdragen.”
Regionale samenwerking is een belangrijk thema van de huidige bewindslieden. Welke rol speelt de regio volgens u bij de implementatie en opschaling van zorgtechnologie?
“Landelijk maken we afspraken in akkoorden, maar een groot deel daarvan moet in de praktijk worden gebracht in de regio’s. Dat is een rode draad in het beleid van de huidige drie bewindslieden. Bij de implementatie van zorgtechnologie is het besef dat veel in de regio moet landen essentieel. Dat proberen we te faciliteren binnen alle programma’s. Landelijk regelen we via het Informatieberaad dat er standaarden komen en dat afspraken worden gemaakt over de manier waarop die geïmplementeerd moeten worden. Vervolgens is het aan regionale samenwerkingsverbanden van ziekenhuizen, verpleeghuizen, huisartsen en andere zorgprofessionals om dit in de praktijk te realiseren.”
Vindt u de ontwikkelingen snel genoeg gaan?
“Ik zou liever willen dat het allemaal al klaar was. Uit de recent verschenen eHealth-monitor 2019 blijkt dat zorgverleners overwegend enthousiast zijn over e-health, maar ook dat het aanbod groter is dan het gebruik. We hebben onze outcomedoelen dus nog niet gehaald. Wat ik wel knap vind van de huidige en ook de vorige bewindslieden, is dat zij een ambitieus doel durven neer te zetten, met de wetenschap dat het waarschijnlijk niet volledig wordt gehaald, maar met de overtuiging dat zo’n ambitie trekkracht creëert. Niet zeggen dat het in 2035 gerealiseerd moet zijn, maar dat het al de komende jaren moet gebeuren. Dat zet spanning op het systeem. Ik ben ervan overtuigd dat deze outcomedoelen een versnellend effect hebben gehad. Het is prettig om te werken voor bewindslieden die dat aandurven, met iets minder Giuliani en iets meer Kennedy.”