CV
Rita Zijlstra is klinisch neuropsycholoog en bestuurder bij Colbe - the work wellbeing network (voorheen Zorg van de Zaak Netwerk).
Rijn Vogelaar is sociaal psycholoog, spreker, trainer en onderzoeker aan de Universiteit Leiden.
Om onderstaande en alle andere premium artikelen te lezen, moet u inloggen of een account aanmaken.
U kunt nog {free_articles_left} premium artikel gratis lezen. Om meer premium artikelen te lezen, moet u inloggen of een account aanmaken.
Techno-stress is een belangrijke oorzaak van uitval op het werk. Te veel informatie, onzekerheid over digitale vaardigheden, in elkaar overgaan van werk en privé, 24/7 bereikbaar zijn en altijd aan staan: het laat zijn sporen achter. Waar digitalisering mensen moest helpen om hun werk beter te doen en leuker te maken, lijkt het nu een tegengesteld effect te hebben. Klinisch neuropsycholoog Rita Zijlstra en sociaal psycholoog Rijn Vogelaar vonden elkaar in de wens om hier dieper op in te gaan. Het boek Digital wellbeing @work was het gevolg. “Natuurlijk gaat technologie ons helpen”, gelooft Vogelaar, “zolang we voor ogen houden dat technologie ons ten dienste moet zijn, niet andersom.”
Nederland duurzaam inzetbaar houden in het licht van verzuim is een heel belangrijk aandachtspunt voor Rita Zijlstra, bestuurder bij Colbe - the work wellbeing network. De inzet van technologie is hiervan een belangrijk onderdeel. Sociaal psycholoog Rijn Vogelaar heeft een ander uitgangspunt – enthousiasme in al zijn facetten – maar kwam vanuit enthousiasme voor en op het werk in contact met Zijlstra. “Toen bleek dat we allebei bezig waren met het thema van de impact van digitale technologie op het werk van mensen, leek het ons een goed idee om hier dieper op in te gaan.”
Dat er een groeiend probleem is op de arbeidsmarkt – denk aan de groeiende tekorten aan personeel in de zorg – mag bekend zijn. “We zien ook dat veel meer mensen dan voorheen langdurig uitvallen”, stelt Zijlstra. “Meer dan de helft van de oorzaken zijn psychische klachten. En dat terwijl bedrijven veel energie en geld besteden om hun medewerkers prettig te laten werken.”
Dit verzuim stijgt behoorlijk sinds ongeveer 2010, met een groeiend aandeel voor psychische klachten. “Een flink deel hiervan is gerelateerd aan technostress”, vervolgt Zijlstra. “Terwijl technologie juist moest helpen ons werk makkelijker te maken, meer vrije tijd mogelijk te maken, gebeurt paradoxaal genoeg het tegenovergestelde. Het besef dat techno-stress – digitale overbelasting – een issue is, begint door te sijpelen. Maar het bewustzijn is nog beperkt en er wordt nog weinig mee gedaan als het er wel is.”
De auteurs van Digital wellbeing @work benoemen niet alleen de problemen, komen niet alleen met een angstverhaal, benadrukt Vogelaar. “Technologie kan op veel gebieden helpen de wereld mooier en makkelijker te maken. Maar dan moeten we in ieder geval goed begrijpen hoe ons brein interacteert met die technologie om het gebruik ervan in goede banen te leiden. Als we dat goed tackelen, dan wordt de wereld van de toekomst alleen maar mooier. Doen we dat niet, dan hebben we wel echt een groeiend probleem. Het is net als bij eten: je mag af en toe best een vette hap eten, zo lang je op andere momenten maar op je calorieën let. Ik denk dat we zo ook moeten omgaan met digitalisering.”
Zijlstra: “Psychisch verzuim is de nummer-1 oorzaak van werkgerelateerd verzuim, zeker 27-30 procent. De helft van psychisch verzuim heeft te maken met stress rond digitalisering. Er zijn ongeveer 9,6 miljoen werkenden in Nederland en het verzuim is in het eerste kwartaal iets gestegen, naar 5,8 procent. De verzuimkosten bedragen jaarlijks 15 miljard euro. Uitval door techno-stress is dus goed voor 1-2 miljard euro. Door deze stress aan te pakken, is er aardig wat geld te besparen, terwijl werknemers er ook beter af door zijn. En het is niet alleen de medewerker die hier iets aan moet of kan doen.”
We voeren technologie in zonder rekening te houden met de werking van het brein
Vogelaar: “Ik denk dat dit op alle niveaus tegelijk aangepakt moet worden: op maatschappelijk niveau, op sectorniveau, per bedrijf en per individu. Om eten weer als voorbeeld te gebruiken: de overheid kan niet regelen dat we allemaal gezond gaan eten. Maar je kunt wel van de overheid verwachten dat ze gezond eten goedkoper maakt dan ongezond eten. De werkgever kan gezonder eten goedkoper aanbieden in de kantine. En de werknemer kan ervoor kiezen om gezonder te eten. Het is een samenhangend, complex geheel en dat geldt ook voor digitalisering en techno-stress.”
Zijlstra: “Een mens krijgt tegenwoordig in één dag meer informatie binnen dan in de prehistorie misschien in een heel leven. Dat hoeft geen probleem te zijn, maar je moet wel goed weten wat die informatiestroom betekent voor je breingezondheid. Je kunt ook niet acht dagen achter elkaar een marathon lopen. Hetzelfde geldt voor je brein. Zonder herstelmomenten gaan er problemen ontstaan. Het brein staat nu continu aan door een overload aan info en prikkels. Met name die lage, chronische stress en alertheid put mensen uit. Dat zorgt ervoor dat je veel minder verbinding krijgt met je werkt, dat je prikkelbaar wordt en dat vergroot weer de eenzaamheid op het werk. Het is een vicieuze cirkel.”
Vogelaar: “Dat klopt, maar werkgevers kunnen hier wel een belangrijke rol in spelen. Iedereen ziet de uitval, het gebrek aan focus, slaapproblemen, dus het is een omvangrijk probleem dat zowel werk als privéleven raakt. Als je slecht slaapt omdat je te lang in bed naar je scherm staart, heeft dat gevolgen op je werk, maar andersom ook. Een goede inrichting van digitale instrumenten op het werk kan mensen al helpen om op een goede manier digitale verbinding aan te gaan. Maar je kunt als werkgever ook het digitale gedrag van een werknemer bespreekbaar maken. Bijvoorbeeld over het digitale gedrag in de pauzes. Als je op die momenten ook scrollt en appt, komt je brein ook niet tot rust. Je kan als werkgever geen eisen stellen als het gaat om privégebruik van digitale middelen buiten werktijd, maar je kunt wel advies geven, duidelijk maken dat je er als werknemer ook profijt van hebt om af en toe af te schakelen. En er is best wel wat laaghangend fruit op dit gebied.”
Vogelaar: “Je kunt als werknemer natuurlijk gewoon minderen. Thuis, op je werk. Wandelen in de pauze, praten met je collega’s. Een werkgever kan in de manier van werken helpen. Bijvoorbeeld door medewerkers die zich goed moeten concentreren een rustiger werkplek zonder digitale afleidingen te bieden. Voorkom ook dat iedereen zomaar een vergadering in kan plannen in andermans agenda, zodat je werkdag daarmee vol komt te zitten.”
Zijlstra: “Uiteindelijk zit die technostress niet alleen in de technologie zelf, net zomin als het alleen bij het individu ligt. Het zit in de cultuur van een organisatie, in het leiderschap. Als die niet bevorderlijk zijn voor het mentale welzijn van werknemers, dan helpen ook betere digitale instrumenten niet, of in de pauze een wandeling maken in plaats van scrollen en appen.”
“Er is geen quick fix. Ook een digitale detox is geen wondermiddel, maar het geeft je wel even ademruimte, het maakt je bewust van wat digitalisering doet. Dit moet uiteindelijk leiden tot structurele verandering. Net als met een gezond eetpatroon. Zo moet je ook je gezondheid en je gewoonten rond je gezondheid herprogrammeren. We voeren technologie nu in zonder rekening te houden met de werking van het brein. Het geeft mensen een voorsprong, het kan helpen. Maar hoe je het invoert, ermee leert omgaan, is essentieel om het goed te doen. En niets werkt voor iedereen, of voor elk soort werk, dus er zal geëxperimenteerd moeten worden met wat voor wie werkt. Dus eerst bewustzijn, dan experimenteren met wat voor wie werkt. Ook dan is dit probleem niet meteen opgelost. Digitalisering verandert ook voortdurend, nu weer met AI-tools.”
Vogelaar: “Ik blijf positief over de mogelijkheden van technologie. Als je straks bijvoorbeeld een AI-agent hebt die repetitieve, saaie taken kan overnemen zodat jij tijd overhoudt voor leuk werk dat je energie geeft en mentaal fit blijft. Maar we moeten af en toe een stap terugzetten en kijken of we het werk wel op een goede manier hebben ingericht, of dat we vooral bezig zijn met elkaar gek maken.”
Zijlstra: “Natuurlijk gaat technologie ons helpen, zolang we maar voor ogen houden dat technologie ons moet ondersteunen. Werk is onwijs belangrijk voor je zelfbeeld, voor je financiële onafhankelijkheid, om te ontwikkelen en te groeien. Als we daar dan technologie aan toevoegen, dan moet dat in dienst hiervan zijn en niet zoals Charlie Chaplin in Modern Times de werknemer tot een radertje in een grote machinerie maken.”