Innovatie als kostenpost zien, is een brevet van onvermogen
Om onderstaande en alle andere premium artikelen te lezen, moet u inloggen of een account aanmaken.
U kunt nog {free_articles_left} premium artikel gratis lezen. Om meer premium artikelen te lezen, moet u inloggen of een account aanmaken.
De gemiddelde zorgpremie is de afgelopen tien jaar met ruim 50 procent gestegen, meldde vergelijkingssite Independer in september1. Vier redenen worden genoemd: de vergrijzing (meer zorgvraag), inflatie, het tekort aan zorgpersoneel (duurdere inhuurkrachten) en de ontwikkeling van nieuwe medische technologie (productinnovatie). Opvallend is nummer vier wel: het idee dat innoveren de zorg duurder maakt. Tegelijkertijd hoor en lees je overal dat digitalisering en innovatie de zorg betaalbaar en toegankelijk houdt. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat innoveren vooral voor het tweede zorgt? Procesinnovatie en bestuurlijk lef kunnen antwoorden zijn.
In principe onthouden we in Nederland aan patiënten geen nieuwe medische technologie uit kostenoverwegingen. Duurdere diagnostiek en behandelingen kunnen zonder tegenwicht echter de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg in Nederland op termijn in gevaar brengen. We kunnen dit voorkomen door het proces van zorgverlening goed te bekijken en te zoeken hoe innovaties en anders denken het mogelijk maken zorgprocessen op een andere manier inhoud te geven: procesinnovatie.
Een voorbeeld: ziekenhuis Slingeland (Doetinchem) en ouderenzorgorganisatie Sensire (Achterhoek) hebben jaren geleden aangetoond dat thuismonitoring van hartfalenpatiënten in plaats van op de poli de maatschappelijke kosten met 70 procent doet dalen. Veel pilots en onderzoeken tonen min of meer gelijke resultaten. Denk aan het verplaatsen van nierdialyse of chemotherapie naar thuis.
Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle procesinnovatie is dat niet alleen in de organisatie naar de processen gekeken wordt, maar ook naar de processen tussen de verschillende zorgverleners in verschillende organisaties. Juist daar waar procesinnovatie de zorgverlening tussen zorgorganisaties (netwerkzorg) vernieuwt, dalen de kosten en wordt de productiviteit hoger.
Kortom: innovatie an sich laat de kosten niet stijgen; wel het feit dat we te weinig concreet inhoud geven aan procesinnovatie. Het is alsof de Rabobank het hele betalingsverkeer heeft gedigitaliseerd, maar tegelijkertijd het uitgebreide fysieke kantorenpark en alle dorpen en steden overeind houdt. Een dergelijke strategie zou een directe weg naar faillissement zijn.
Waarom doen we dit dan wel in de zorg? Waarom blijven we geld betalen voor inefficiënte processen waar een beter (digitaal) initiatief voor bestaat? Misschien omdat we denken dat we in Nederland rijk genoeg zijn om niet failliet te gaan. Ik denk overigens niet dat we dit bewust doen. Ik denk dat ieder weldenkend mens weet dat het anders moet, maar we laten het toch gebeuren. Hiervoor is een aantal argumenten aan te dragen.
Een eenvoudige aanpak voor bovengenoemde oorzaken is er niet. Wel is er een aantal elementen te benoemen die een basis kunnen vormen voor een alternatieve aanpak, die in een artikel in het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen (‘Transformeren in de regio: doorpakken in plaats van doormodderen’)2 geduid wordt als ‘radicaal breken met oude patronen en gedachten’. Cruciaal hierbij zijn andere prikkels in het systeem: een vorm van contractinnovatie.
Gelukkig is er een trend van meerjarige overeenkomsten die niet alleen gaan over geld, maar ook over de inhoud van de procestransformatie. Maar we zullen ook (financiële) prikkels moeten plaatsen in de zorgprocessen zelf. Dus niet een organisatie betalen om zorg te leveren, maar het zorgverleningsproces goed duiden en daar een te verdelen budget aan koppelen. Vanuit dat budget kan de zorgverlening/zorgorganisatie betaald wordt naar de aard van de geleverde bijdrage. Met name in de chronische zorg zouden regionale budgetten procesinnovatie kunnen stimuleren. Door meer te investeren in monitoring van patiënten met chronische klachten en ze thuis te leren zelf deze klachten te verminderen, kunnen de totale zorgkosten van een chronisch aandoening worden verlaagd.
Ook een goede digitale infrastructuur is nodig voor procesinnovatie en -transformatie. Transformaties duiden zonder direct aan te geven welke digitale infrastructuur hiervoor nodig is, is weinig productief. Boeiend is te zien dat in het IZA veel hoofdstukken staan over de inhoud van de transformatie en dat de digitale infrastructuur een hoofdstuk krijgt, geheel los van de inhoudelijke hoofdstukken. Juist de integratie van inhoud en digitalisering maakt transformatie mogelijk. En dat maakt digitalisering tot ‘chefsache’.
Het allerbelangrijkste is dat bestuurders het lef hebben om over hun schaduw heen te stappen. Dat zij niet de korte termijn systemische eisen laten domineren in hun overwegingen, maar juist de zorg in de toekomst. Lef en visie tonen in een concrete strategie met betrekking tot de betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg in de toekomst, zou een belangrijk element moeten zijn in de jaarlijkse prestatiebeoordeling van bestuurders.
Kortom: het idee dat innovatie zorgt voor stijgende kosten is naïef. Dit denken, is eerder een brevet van onvermogen.