Academische Werkplaats ZoTeG (ZorgTechnologie in de Gehandicaptenzorg) onderzoekt het effect van zorgtechnologie op mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking. Uniek in Nederland, want tot 2022 was hier nooit op deze schaal wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. Academy Het Dorp coördineert de werkplaats, vertelt bestuurder en hoogleraar Brigitte Boon: “Technologie in de gehandicaptenzorg zou vanzelfsprekend moeten zijn. Dat maakt wetenschappelijk onderzoek ook zo belangrijk: daarmee onderbouwen we sectorbreed wát technologie doet en voor wie.”
De verwachtingen van zorgtechnologie zijn hooggespannen, óók in de gehandicaptenzorg. Het kan tijd besparen, zorgmedewerkers ontlasten, de kwaliteit van leven van mensen met een handicap verbeteren en hun zelfredzaamheid vergroten. Maar klopt dat wel, en in welke mate? Boon hierover: “Dat onderzoeken we dus vanuit de werkplaats. We toetsen de verwachtingen en maken de effectiviteit inzichtelijk. Niet alleen voor de wetenschap, maar juist ook voor de praktijk.”
Het effect van zorgrobot Tessa op cliënten die ondersteuning nodig hebben bij hun dagplanning en -structuur; de effectiviteit van slim incontinentiemateriaal en hoe een zorgorganisatie deze technologie duurzaam kan implementeren; de doelmatigheid van inzet van sensorsok HUME bij de begeleiding van gespannen cliënten. Het zijn zomaar een paar voorbeelden van onderzoeksprojecten die Academische Werkplaats ZoTeG op dit moment onder handen heeft. Maar zou het niet makkelijker en sneller zijn om iedere organisatie zélf onderzoek te laten doen naar de doelmatigheid en effectiviteit van technologische oplossingen die zij op het oog hebben?
Angelique Koevoets weet als bestuurder van gehandicaptenzorgorganisatie Ipse de Bruggen en als deelnemer aan het bestuurlijk overleg van ZoTeG het antwoord wel. “Het is juist belangrijk dat we het gebruik van technologie wetenschappelijk onderbouwen. Dat zorgt voor draagvlak. Bovendien zijn de resultaten dan voor de hele sector bruikbaar en relevant in een snel veranderende wereld.”
Effectiviteit onderzoeken
Academische Werkplaats ZoTeG onderzoekt de effectiviteit van technologie steeds onder een grote en zo representatief mogelijke populatie. En als dat niet kan, bijvoorbeeld omdat een aandoening of situatie niet vaak voorkomt, worden onderzochte cliënten langdurig gevolgd. Ook is er altijd een controleconditie, om te toetsen of een verandering daadwerkelijk komt door de technologische interventie.
Dit resulteert nu in de eerste wetenschappelijke publicaties. Binnenkort verschijnt verder een proefschrift over en een stappenplan voor implementatie van slim incontinentiemateriaal bij zorgorganisaties. “Wetenschappelijk onderzoek kost tijd”, stelt Boon. “Het liefst wil je natuurlijk meteen zeggen: het werkt of het werkt niet. Maar de realiteit is vaak veel genuanceerder.”
Met andere woorden: zorgvuldigheid is ontzettend belangrijk. “Zo zorgen we dat de kennis die we opdoen voor langere tijd en voor de hele sector bruikbaar is”, vervolgt Boon. “Bovendien leggen we op deze manier een basis voor verder onderzoek, waarmee we de kennis verbreden en verdiepen.”
Draagvlak in gehandicaptenzorg
Academische Werkplaats ZoTeG staat niet op zichzelf. De onderzoeksgroep is verbonden aan Tranzo: het wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn van de Tilburg School of Social and Behavioral Sciences. De link met Tilburg University is logisch, aangezien Boon hier een bijzondere leerstoel bekleedt. Vanuit deze rol begeleidt ze promovendi bij de werkplaats. “We onderzoeken samen met de praktijk en het onderwijs. Zo stimuleren we evidencebased werken in de gehandicaptenzorg, en ontwikkelen we werkwijzen die bruikbaar zijn in de praktijk van zorgorganisaties.”
In de werkplaats werken zorg, onderzoek, belangenbehartigers en onderwijs samen in de projectgroep. Zorgorganisaties Ipse de Bruggen, SGL en Siza vertegenwoordigen samen een diverse groep cliënten. De onderzoeksagenda wordt vervolgens bepaald in samenspraak met de stuurgroep, het bestuurlijk overleg en de klankbordgroep.
Zo verzekert het onderzoeksteam zich van draagvlak over de hele linie van de gehandicaptenzorg. In ZoTeG zijn namelijk ook beroeps- en belangengroepen, zoals de V&VN, de NVAVG, de VGN, de LFB en stichting Ikone, vertegenwoordigd. Lidy Evenhuis is bestuurder van SGL (voor mensen met niet aangeboren hersenletsel) en deelnemer aan het bestuurlijk overleg: “We betrekken ook onze cliëntenraden er actief bij”, zo geeft zij een voorbeeld van breed draagvlak creëren.
Pas wanneer je weet hoe je iets doelmatig in kunt zetten, heeft het nut
Boon voegt toe: “Leden van de project- en klankbordgroep denken mee over het proces en toetsen de onderzoeksagenda steeds bij hun achterban. En doordat we bestuurders van zorgorganisaties via het bestuurlijk overleg actief betrekken, weten we dat zij ook enthousiast worden van de vragen die wij onderzoeken.” Evenhuis onderschrijft dit: “Doordat wij zelf de meerjarenagenda mee opstellen, blijven we als organisatie betrokken bij technologie. Het neemt ons mee in het enthousiasme over technologie en alle mogelijkheden die daarin zitten voor onze medewerkers en cliënten.”
Omdat de werkvloer van de gehandicaptenzorg voor het grootste deel bestaat uit mbo’ers, is de samenwerking met het onderwijs (en met name het mbo) van belang. Boon: “Het implementeren van en werken met zorgtechnologie vraagt om nieuwe kennis en vaardigheden van medewerkers in de zorg: nu, maar zeker ook straks. Daarom stimuleren we samenwerking tussen de zorg en het mbo op dit vlak. Bijvoorbeeld door technologie onderdeel te laten zijn van stages, waardoor studenten, docenten én begeleiders uit de zorg samen leren.”
In het belang van de cliënt
Als het aankomt op zorgtechnologie zijn er legio thema’s en onderwerpen te bedenken. Hoe bepaalt ZoTeG de prioritering? Boon: “De onderzoeksagenda stelden we samen met de partners op, en daarin staan vier thema’s centraal: zelfredzaamheid, slaap en nachtrust, spanning meten en reguleren, en arbeidsondersteuning en efficiëntie van de zorg. Een onderwerp moet in één van deze thema’s passen.”
De onderzoeken gaan allemaal over effectiviteit en kosteneffectiviteit, duurzame implementatie van zorgtechnologie of het gebruik van data. Voor dat laatste onderwerp is een apart programma – Leren Werken met Data in de Gehandicaptenzorg – waarover eerder dit jaar artikelen in ICT&Health verschenen (zie kadertje rechts). “Daarnaast hanteren we vaste uitgangspunten”, benadrukt Boon. “Onderzoek moet voor de cliënt direct of indirect een positief effect hebben, het betreft bestaande technologie en het moet gaan om doelgericht gebruik. Dus: dat je als zorgorganisatie gericht aan een doel werkt mét die technologie.”
“Er is nog een andere, belangrijke vraag die we bespreken met de zorgbestuurders”, besluit Boon. Want, zo duidt ze, de toekomst komt steeds sneller dichterbij. “Als je weet hoe jouw ideale zorgorganisatie van over vijf of tien jaar functioneert – al dan niet met technologie – moet je nú al stappen zetten.”
Hoe kijken bestuurders Evenhuis en Koevoets naar die toekomst? Koevoets: “De ontwikkelingen gaan ontzettend snel. Wat straks kan, kunnen wij ons nu nog niet eens voorstellen. Kijk maar naar AI. Wat ik zou willen is dat technologie straks zo vanzelfsprekend is, dat werknemers en cliënten het zélf willen. Doordat de voordelen zo overduidelijk zijn.”
Evenhuis sluit zich daarbij aan: “Techniek moet onderdeel zijn van de normale gang van zaken in de zorg. Wat we kúnnen automatiseren, moeten we ook automatiseren. Maar dan is het wel nodig dat je dat gebruikt wat van meerwaarde is. En daar is onderzoek voor nodig. Pas wanneer je weet hoe je iets doelmatig in kunt zetten, heeft het nut. Dan komt technologie in de genen van zorgorganisaties. En maakt het de levens van medewerkers en cliënten makkelijker en fijner. Daar speelt deze Academische Werkplaats een belangrijke rol in.”
Lees in editie 1 en 3 van ICT&health meer over het programma Leren Werken met Data in de Gehandicaptenzorg.
Editie 1
Editie 3