Nicole Stolk heeft na haar studies Geschiedenis en Nederlands Recht (specialisatie Internationaal Recht), een veelzijdige carrière opgebouwd op het snijvlak van financiën, governance en zorg. Na een lange loopbaan bij De Nederlandsche Bank, waar zij zich specialiseerde in toezicht, data-analyse en risicobeheersing, maakte zij de overstap naar de zorgsector. Sinds 2024 is zij bestuursvoorzitter van het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht.
2024 – heden:
Voorzitter raad van bestuur, Albert Schweitzer ziekenhuis. Verantwoordelijk voor de strategische koers van het ziekenhuis, kwaliteit van zorg en samenwerking in de regio. Focus op preventie, leefstijl en verbinding met het sociaal domein (gemeenten, GGD, maatschappelijke organisaties). Leidt digitale transitie met nadruk op thuismonitoring, AI en data-inzet ter ondersteuning van zorgprofessionals. Stimuleert werkplezier, duurzame inzetbaarheid en waardering van medewerkers als sleutel tot toekomstbestendige zorg.
Nevenfuncties:
Lid Raad van Advies Rechtbank Den Haag.
Voorzitter Raad van Advies JustID.
Lid adviescommissie Nationaal Groeifonds.
Arbiter Scheidsgerecht Gezondheidszorg.
Lid Raad van Toezicht Weerwolfhuizen, huizen voor jongeren met niet aangeboren hersenletsel (NAG).
Woordvoerder en beleidsmedewerker Ministerie van Volksgezondheid en Cultuur, later Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Onder meer woordvoerder en persvoorlichter Hans Simons en Els Borst. 1991-2000.
Referenties
1. Els Borst (D66) was minister van Volksgezondheid en vice-premier in de kabinetten Kok I en II (1994-1998 en 1998-2002). Sinds 21 december 2012 was Borst minister van staat.
ICT&health maakt op deze website gebruik van cookies en vergelijkbare technieken. Wij gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website goed functioneert, om uw voorkeuren op te slaan, om inzicht te krijgen in bezoekersgedrag, maar ook voor marketingdoeleinden. Meer informatie vindt u op onze privacy policy.
Cookie instellingen
Accepteer alle cookies
Cookie instellingen
Pas de cookie-instellingen aan naar jouw persoonlijke voorkeur en bevestig jouw keuze. Noodzakelijke cookies zijn altijd noodzakelijk om deze website te kunnen bezoeken. U kunt uw voorkeur op ieder moment wijzigen of intrekken.
Noodzakelijk
(1)
Google Analytics
Het bijhouden van geanonimiseerde bezoekersstatistieken bij het gebruik van de website.
Functioneel
(2)
Google Analytics
Het bijhouden van persoonlijke bezoekersstatistieken bij het gebruik van de website.
Google Tag Manager
Het beheren van tags en het bijhouden van gegevens over het gebruik van de website.
Marketing
(1)
Google Ads
Het tonen van gerichte advertenties op basis van het gebruik van de website.
Als bestuurder bij De Nederlandsche Bank (DNB) was Nicole Stolk gewend aan cijfers, modellen en scenario’s. Inmiddels leidt ze het Albert Schweitzer ziekenhuis, met locaties in Dordrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht, waar de menselijke maat en maatschappelijke impact haar dagelijks werk bepalen. Met een scherp oog voor digitalisering én een warm hart voor patiënten wil Stolk de kloof dichten tussen het medisch en het sociaal domein. Daartoe bouwt ze vol overtuiging aan een ziekenhuis dat verder kijkt dan behandeling alleen: één dat zich verbindt met gemeenten, scholen en maatschappelijke organisaties om gezondheid, preventie en leefstijl structureel te versterken. Vanuit haar financiële achtergrond ziet zij scherp hoe de zorgsector kan leren van data- en risicomanagement in de bankwereld, zonder daarbij de menselijke maat uit het oog te verliezen. In dit interview spreekt ze openhartig over de noodzaak van preventie, de rol van kunstmatige intelligentie en de waarde van menselijke waardigheid in een tijd waarin de zorg onder grote druk staat.
Wat viel u het meest op, toen u uw positie als directielid van De Nederlandsche Bank inruilde voor die van bestuursvoorzitter van een ziekenhuis?
“Toen ik werkte als directielid bij De Nederlandsche Bank was ik vooral bezig met cijfers, grafieken, kaders en financiële inzichten. In een ziekenhuis gaat het over mensen en emoties, leven en dood. Een ziekenhuis is maatschappelijk relevant. Dat is een bank ook, maar de maatschappelijke relevantie van een ziekenhuis is van een andere orde, dichtbij en direct en met grote menselijke impact.”
“Wat betreft data en IT loopt de financiële wereld vooruit op de zorgwereld, zeker waar het gaat om datagovernance en dataveiligheid. Ik zie om me heen dat veel zorgbestuurders gemotiveerd zijn om dit naar een hoger plan te trekken. Daarbij kunnen we leren van de financiële sector, waar dit al jaren hoog op de agenda staat. De financiële wereld kent bijvoorbeeld de zogeheten Tibertesten, die zeer plausibele aanvalsscenario’s simuleren, uitgaande van het specifieke bedrijf. Dan wordt er met behulp van ethische hackers geoefend alsof de aanval daadwerkelijk gebeurt. Dat geeft hele waardevolle inzichten over hoe je je bedrijf kunt verbeteren ten aanzien van digitale criminaliteit.”
Hoe heeft uw persoonlijke visie op leiderschap invloed op hoe u de stijgende zorgvraag met gelijkblijvende middelen wil opvangen?
“Als bestuurder wil ik graag bijdragen aan een ‘culture of health’ als antwoord op de stijgende zorgvraag. Patiënten komen naar ons met fysieke klachten, maar onderliggend is er vaak ook sprake van factoren als eenzaamheid, schulden of een onveilige omgeving. Ik vind dat we als ziekenhuis een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben: we zijn niet alleen een plek om beter te worden, maar ook een partner die zorgt dat mensen gezond blijven. We verbinden ons daarom niet alleen met andere zorgaanbieders in onze omgeving, maar ook met organisaties in het sociaal domein, zoals gemeenten, GGD en anderen die hulp bieden waar onze patiënten veel baat bij hebben, zoals de schuldhulpverlening, sportvoorzieningen, een ‘maatje’ of hulp bij taal- en digivaardigheden. Het is mijn droom om, nu we mogelijke nieuwbouw onderzoeken, deze sociale voorzieningen in de fysieke nabijheid van het ziekenhuis te organiseren. Geen taken overnemen, maar elkaar attenderen en de (schaamte)drempel verlagen, zodat de juiste ondersteuning beschikbaar en bereikbaar is, en we verzwaring van de zorgvraag voorkomen.”
Als u kijkt naar de toekomst van de zorg: welke waarden of uitgangspunten zijn voor u niet onderhandelbaar, ook als digitalisering en efficiency steeds belangrijker worden?
“Wat voor mij niet onderhandelbaar is, is inleveren op menselijke waardigheid en persoonlijke aandacht. Voor mij is technologie nooit een doel op zich, maar moet het bijdragen aan warme, veilige en nabije zorg. We betrekken patiënten en medewerkers vanaf het begin bij de systemen die we inrichten. Voor mij is het daarbij belangrijk dat het bijdraagt aan een omgeving waar iedereen in de maatschappij, ongeacht opleidingsniveau of achtergrond, kan meekomen.”
'Zorg moet gaan om genezen én voorkomen'
“Als we het voor elkaar kunnen krijgen om technologie in te zetten op een manier dat we de stijgende zorgvraag beter kunnen opvangen, dan zou dat geweldig zijn. Maar dan wel met inachtneming van de verschillen tussen mensen op het gebied van het vermogen om gebruik te maken van nieuwe toepassingen. Ik bedoel daarmee dat bijvoorbeeld ook mensen die laaggeletterd zijn, of mensen met mentale problemen betrokken kunnen blijven. Ik vind dat het ziekenhuis ook in dat opzicht een maatschappelijke functie te vervullen heeft.”
Hoe bewaakt u die waarden in de dagelijkse praktijk van het ziekenhuis?
“Afgezien van het toegankelijk maken van informatie en teksten gaat het natuurlijk ook om de houding van zorgprofessionals richting de patiënten en andersom. Wij werken daarom volgens het principe van personalized care, waarbij we uitgaan van de specifieke behoefte van de patiënt. Sommige mensen kunnen heel goed uit de voeten met digitalisering en vinden het juist fijn om te beeldbellen bijvoorbeeld, omdat ze dat beter kunnen combineren met hun eigen werk. Of ze willen graag digitaal gemonitord worden, omdat hen dat een veilig gevoel geeft. Anderen hebben juist meer behoefte aan nabijheid en persoonlijk contact met de arts in de behandelkamer. Het waarborgen van deze personalized care is voor ons een structureel onderwerp van gesprek met zorgprofessionals. We werken in ons ziekenhuis daartoe met een CMIO (Chief Medical Information Officer) en een CNIO (Chief Nursing Information Officer). Bovendien zijn er veel vrijwilligers werkzaam om patiënten te begeleiden bij het toepassen van digitale technologieën. Dat elkaar helpen zit echt in de ‘eilanden-cultuur’ van onze regio waar we, omarmd door de Oude Maas en de Merwede, elkaar kennen en naar elkaar omkijken. We toetsen vervolgens met behulp van patiëntenpanels en cliëntenraden of de toepassingen werken en hoe onze aanpak wordt gewaardeerd.”
Digitalisering is vaak het sleutelwoord bij ‘meer doen met dezelfde middelen’. Welke technologische innovaties ziet u als meest kansrijk om de druk op zorgprofessionals te verlichten?
“Monitoren op afstand en de slimme inzet van data met AI. Het monitoren op afstand gebeurt steeds vaker en veel mensen vinden dat erg prettig. Het houdt in dat de patiënt in de thuissituatie veel controle ervaart. Als er iets aan de hand is, wordt er meteen actie ondernomen door de gespecialiseerd verpleegkundige of specialist. Onlangs hebben we de thuismonitoring uitgebreid voor patiënten met hartfalen. Dat werkt via een klein staafje in de longslagader. De patiënt gaat daarvoor elke ochtend op een speciaal kussen liggen waardoor de gegevens kunnen worden uitgelezen, die vervolgens automatisch naar het ziekenhuis worden gestuurd. Cardiomems heet deze toepassing. Zeker in geval van hartfalen zorgt deze toepassing bij de patiënt voor een groter gevoel van veiligheid, omdat eventuele afwijkingen hierdoor snel gesignaleerd worden.”
'Digitalisering mag niet ten koste gaan van menselijke waardigheid'
Wat betreft AI in de spreekkamer, vind ik het een veelbelovende ontwikkeling dat we letterlijk meer kijken naar de mens en minder naar de computer. Achteraf wordt er natuurlijk beoordeeld of AI de informatie goed verwerkt heeft, maar tijdens het gesprek is er ruimte voor zorgprofessional en patiënt om elkaar aan te kijken doordat de zorgverlener niet met een scherm bezig is tijdens het gesprek. Vanuit mProve zijn we hiermee in de pilotfase, maar het gaat om een brede pilot en we willen de toepassing hierna dan ook op brede schaal invoeren. Wat goed gaat, is dat we ervaren dat we met verschillende informatieniveaus kunnen werken. Zo kunnen er samenvattingen worden gegenereerd die op een aangepast taalniveau zijn opgesteld, zodat ook mensen die de informatie in eerste instantie wat complex vinden beter kunnen worden geïnformeerd. Teksten kunnen bovendien in uiteenlopende talen worden opgeleverd. Dit alles zorgt ervoor dat er minder ruimte is voor fouten. We oefenen nog met de techniek. Hoewel het nog niet feilloos gaat, is het inmiddels mogelijk om uit te filteren wie er precies aan het woord is in geval van meerdere aanwezigen. Dat is wel cruciaal om alles goed in het dossier te krijgen.”
Hoe zorgt u ervoor dat nieuwe ICT-oplossingen de dagelijkse praktijk van artsen en verpleegkundigen écht makkelijker maken en niet juist complexer?
“De basis hiervoor is ‘goed luisteren’. Uiteindelijk zijn het de mensen op de werkvloer en de patiënten die bepalen of iets werkt of niet. Het gaat dus nadrukkelijk niet vooral om de artsen, maar met name om de verpleegkundigen, het ondersteunend personeel en de vrijwilligers. Zij geven aan wanneer iets werkt en de werkzaamheden makkelijker maakt – of niet. Dat heeft ook betrekking op het gebruik van bepaalde woorden en de keuze voor termen zoals bijvoorbeeld ‘preventie’ of ‘orale inname’. Als we op de werkvloer ervaren dat mensen bepaalde termen lastig vinden of niet begrijpen, dan passen we die aan.”
Heeft u voorbeelden van systemen die aanvankelijk weerstand opriepen, maar nu breed worden omarmd?
“Een voorbeeld is het digitaal voorschrijven van medicatie. Hier was aanvankelijk weerstand tegen. Vervolgens hebben we van alle gebruikers verbetersuggesties verzameld en deze verwerkt in het systeem, zodat medewerkers het uiteindelijk als veiliger en efficiënter zijn gaan ervaren. Dat was een heel proces maar het heeft veel opgeleverd.”
Welke rol ziet u voor kunstmatige intelligentie in de zorg van morgen en hoe kijkt u daarbij naar de balans tussen kansen en risico’s?
“Als je ziet wat AI bijvoorbeeld bij Radiologie oplevert door de snelheid en precisie waarmee het afwijkende patronen kan detecteren, dan is dat geweldig. En dat geldt ook voor de toepassing van AI bij bloedonderzoek, om uit te zoeken of er verkeerde cellen in het bloed zitten. Die patroonherkenning, daar is AI heel goed in. Maar voor ons blijft het een ondersteunende toepassing. De kern van de zorg blijft luisteren, nabijheid en aandacht, en de context begrijpen. Dat kan AI niet, dat blijft mensenwerk. Wij zetten AI nadrukkelijk in als assistent. Bij Radiologie bijvoorbeeld laat de radioloog eerst AI de afwijkende patronen in kaart brengen, maar vervolgens beoordeelt hij of zij de zaken die AI definieert als ‘niet helemaal duidelijk’. Dus de hoofdrol blijft voor de radioloog, ongeacht het feit dat deze zich het werken zonder de AI-assistent niet meer kan voorstellen.”
Is de inzet van technologie onderdeel van het ziekenhuisbeleid of is het facultatief?
“Het is aan de vakgroepen zelf om te bepalen met welke technische toepassingen ze werken, maar het ziekenhuisbestuur stimuleert de inzet van toepassingen die de druk op de zorg verminderen, zowel op het gebied van de behandeling als de administratieve taken. De ervaring leert ons dat zowel artsen als verpleegkundigen, zeker de gespecialiseerd verpleegkundigen, over het algemeen zeer geïnteresseerd zijn in nieuwe ontwikkelingen. Belangrijk is wel dat we kritisch blijven kijken naar welke systemen we wel en welke we niet aanschaffen én hoe we vervolgens omgaan met de data die we genereren.”
'Medewerkers zijn het belangrijkste kapitaal'
“Ik ben samen met een groep artsen bezig met het schrijven van beleid over het beheer van onze data. We willen bijvoorbeeld niet dat onze data in handen komen van leveranciers, maar eigendom blijven van het ziekenhuis. Dat is wel een uitdaging, maar we willen absoluut zelf die grip behouden. Gelukkig hoef ik dat niet alleen te bevechten maar doen we dit in samenwerking met zeven andere topklinische ziekenhuizen in het samenwerkingsverband mProve.”
Hoe kijkt u vanuit uw achtergrond van het bankwezen en de rijksoverheid aan tegen de manier waarop binnen de zorgsector wordt omgegaan met data?
“Als ik kijk naar de uitwisseling van data en beeldmateriaal tussen patiënten en zorginstellingen, en zorginstellingen onderling, met goedkeuring van de patiënt uiteraard, verbaast het mij enorm dat hier geen nationale infrastructuur voor is. In de financiële wereld is dat wel nationaal geregeld en zelfs op Europees niveau. Maar ook in andere landen zie je dat het wel nationaal geregeld is. Ik vind dit zo’n basale voorwaarde en begrijp niet waarom wij dit in Nederland nog niet voor elkaar hebben. Onze zoon heeft een hersentumor gehad en moest voor zijn behandeling naar verschillende instellingen. Dan kregen we een Cd-Rom mee met zijn gegevens die de andere instelling dan weer niet kon openen, waardoor ze alle scans opnieuw moesten doen. Kortom, een dure en foutgevoelige, onzinnige gang van zaken, om nog maar te zwijgen over de patiëntonvriendelijkheid.”
“Mede door deze ervaring ben ik er een groot voorstander van om het uitwisselen van data op nationaal niveau geregeld te krijgen. En dan bij voorkeur in combinatie met een nationale AI-schil, zodat we leren van elkaar en best practices kunnen hergebruiken. Een voorstel om dit alles nationaal te regelen, is in 2011 niet door de Eerste Kamer gekomen, doordat het - naar mijn mening onterecht - vanuit privacy-perspectief als onwenselijk werd bestempeld. Dit perspectief heeft in mijn ogen te veel gewicht gekregen in de discussie, terwijl daar bewezen oplossingen voor zijn in andere landen. Ik denk dat we, door dit niet goed op nationaal niveau te regelen, de gezondheid van mensen schaden. De Europese wetgeving gaat ons overigens in dit opzicht helpen.”
Samenwerking in de regio en de zorgketen is cruciaal. Kunt u voorbeelden geven van partnerschappen die écht verschil maken in het opvangen van de groeiende zorgvraag?
“Waar we op dit moment echt actief op sturen, is de samenwerking met de huisartsen in de regio; de zogeheten anderhalve lijnszorg. Met de toenemende zorgvraag krijg je steeds meer de discussie over wat in het ziekenhuis behandeld moet worden en wat via de eigen huisarts kan. We hebben intensief contact met de huisartsen over de wat meer complexe vragen die huisartsen oppakken, om in beeld te hebben wat er wel goed gaat en wat niet. Het is geen kwestie van ‘wij en zij’, maar een vraagstuk dat we samen oppakken. We wisselen belangrijke inzichten met elkaar uit zodat we, elk vanuit de eigen situatie, ons werk beter kunnen doen.”
Wat geeft u zelf energie in het zoeken naar oplossingen voor al deze enorme uitdagingen? Zijn er momenten of successen die u persoonlijk trots maken?
“Het eerste dat ik wil noemen is onze medewerkers, waar ik ongelooflijk trots op ben. Al die mensen die net even een stapje extra zetten om het verschil te maken. Ze zijn gericht op de menselijke waardigheid en de motivatie is hoog. Dat krijg ik ook van de patiënten terug: dat ze spreken over ‘ons ziekenhuis’. Dat heeft te maken met de passie en de innovatiekracht van onze medewerkers. Ik heb op veel plaatsen gewerkt, maar in de zorg gaat het om mensenwerk en voel ik de sterke intrinsieke motivatie en betrokkenheid.”
Hoe kijkt u naar de houdbaarheid van ons zorgstelsel en wat mist u in het huidige zorgdebat?
“We spreken heel veel over ‘schaarse middelen’ in de zorg, en dan bedoelen we meestal het geld. Maar onze mensen zijn nog schaarser. En dat gaat niet beter worden de komende tijd. Die discussie mis ik in ons zorgdebat. We zijn nu heel erg met spreidings- en concentratiediscussies bezig, wat feitelijk betekent dat je meer van hetzelfde gaat doen. Maar ik dacht dat we juist net van die discussie af waren. Ik dacht dat we tot de conclusie waren gekomen dat divers werk ervoor zorgt dat mensen langer en duurzaam inzetbaar zijn. Als we een steeds intensiever beroep doen op onze medewerkers, steeds meer hetzelfde vragen, en onvoldoende ruimte geven voor opleiding, onderzoek, of teamactiviteiten, dan pleeg je roofbouw op je mensen. Ik vind dat we als bestuurders heel duidelijk voor ogen moeten houden hoe belangrijk werkplezier, waardering, opleiding en onderzoek is. En hoe belangrijk de reductie van administratieve lasten is. Als medewerkers daar meer ruimte voor krijgen en zich gezien voelen, wat een belangrijke basisbehoefte is, dan voelen ze zich uitgedaagd in plaats van uitgewoond. Ik vind dit geen softe bijzaak maar harde noodzaak! Als financiële mensen dan roepen dat het allemaal betaalbaar moet blijven, zeg ik dat investeren in je medewerkers zich dubbel en dwars terugbetaalt. Onze collega’s zijn ons belangrijkste kapitaal.”
“Ik heb voorheen samengewerkt met minister Els Borst1 en toentertijd noemde zij dit al als belangrijkste uitgangspunt in het zorgdebat. Ik weet zeker dat zij deze woorden van harte zou ondersteunen.”
Welke lessen uit de praktijk van het Albert Schweitzer ziekenhuis zouden collega-bestuurders in andere ziekenhuizen volgens u kunnen meenemen, en wat zou u zelf, met de kennis van nu, anders hebben gedaan?
“Denk verder dan je eigen ziekenhuis, verder dan de samenwerking met collega-bestuurders en verbind je met het sociaal domein, onderwijsinstellingen en woningbouwcorporaties in de regio. Ik vind dat we als ziekenhuizen een maatschappelijke verantwoordelijkheid hebben en kunnen bijdragen aan een sociale basis waarbij iedereen kan meedoen in de maatschappij. Ik zit nu aan tafel met mensen uit het sociaal domein. Daar sprak ik voorheen één op één mee maar ik zat niet op basis van gelijkwaardigheid aan tafel. Met de kennis van nu had ik dat anders gedaan. Nu hoor ik veel meer uit de eerste hand wat iedereen tegenkomt en meemaakt en ken ik daardoor de onderstroom van wat er leeft in Dordrecht. Dat geeft me waardevolle inzichten in de brugfunctie die wij kunnen vervullen als ziekenhuis, in hoe we kunnen bijdragen aan de sociale basis van deze regio. Een concreet voorbeeld van die brugfunctie is dat we in wijkgebouwen en bij plaatselijke gelegenheden gaan praten over leefstijl. Ook hebben we bussen met groep-acht leerlingen naar ons ziekenhuis laten komen voor ‘preventie-colleges’, waarin we vertelden over gezonde voeding, middelengebruik, gehoorbescherming, schermgebruik en het belang van bewegen. Inmiddels vragen onderwijsinstellingen ons om dat bij hen ook te komen doen. Ik vind het belangrijk dat we bezig blijven met deze preventie-activiteiten.”
Welke boodschap wilt u beleidsmakers, collega-bestuurders én patiënten meegeven over de toekomst van de Nederlandse zorg?
“Wacht niet op nationale keuzes maar pak het lokaal aan. Met uitzondering van de gegevensuitwisseling uiteraard. Bouw vanuit de regio, samen met de gemeente, zorgaanbieders, het sociaal domein en corporaties. Verbinding en sociale cohesie maakt krachtig en vanuit die kracht bouwen we aan een innovatief en duurzaam ziekenhuis waar patiënten en medewerkers zich welkom en gezien voelen. We zijn trots op wat we samen bereiken, zonder ons daarop voor te laten staan.”