CV
Hans Mekenkamp is bestuurder RAM-IT Groep en medeoprichter van MedicalPHIT.
Bas van Vliet is senior consultant bij MedicalPHIT.
André Huisman is CSO en consultant bij MedicalPHIT.
Om onderstaande en alle andere premium artikelen te lezen, moet u inloggen of een account aanmaken.
U kunt nog {free_articles_left} premium artikel gratis lezen. Om meer premium artikelen te lezen, moet u inloggen of een account aanmaken.
2025 was het jaar waarin de laatste projecten op het gebied van digitalisering in de zorg zijn goedgekeurd binnen het Integraal zorgakkoord (IZA). En het jaar waarin de European Health Data Space (EHDS) van kracht is geworden. Maar ook het jaar waarin het kabinet viel en Trump voor veel onrust zorgde, wat de voortgang van digitaliseringsprojecten in de zorg bemoeilijkt. Een goed moment om terug en vooruit te kijken, om een helder beeld te krijgen van wat nu moet gebeuren om de doelstellingen van de EHDS tot realiteit te maken.
Op 21 oktober, acht dagen voor de verkiezingen, vond in Utrecht het Grote Zorgdebat plaats. Tussen alle gekissebis en elkaar vliegen afvangen in waren alle zes de aanwezige partijen het over één ding eens: databeschikbaarheid in de zorg moet nú geregeld worden. Heel mooi, vinden Hans Mekenkamp (bestuurder RAM-IT Groep en medeoprichter MedicalPHIT), Bas van Vliet (senior consultant MedicalPHIT) en André Huisman (CSO en consultant MedicalPHIT). Maar dan moet er nu ook echt wel wat gaan gebeuren. De basis ligt er. “Als we terugkijken naar wat op dit gebied in 2025 is gebeurd, zien we dat zeker werk is gemaakt van bewustwording”, zegt Mekenkamp. “De Nationale visie en strategie voor het gezondheidsinformatiestelsel is een mooi document voor de beschrijving van wat voor de langere termijn nodig is. Namelijk samenhang creëren tussen alle losse projecten om te komen tot databeschikbaarheid voor gebruikers, patiënten en onderzoekers.”
Dit document kwam min of meer gelijktijdig met de meer concrete invulling van de EHDS. “Die is wat ambitieuzer dan wat VWS met die visie en missie wil bereiken”, zegt Mekenkamp, “en wat meer gericht op standaardisatie. Het brengt primair en secundair datagebruik dichter bij elkaar.”
Maar dat is nog theorie. “Er is wat meer urgentie gekomen op het onderwerp databeschikbaarheid, maar die vertaalt zich nog niet echt in acties”, zegt Mekenkamp. Van Vliet reageert: “Toch is de boodschap van de EHDS heel krachtig. In potentie is het echt goed. Alleen kan de vertaling naar concrete acties in Nederland beter, dat ben ik met je eens. VWS heeft daarin overigens wel een goede stap gezet door aan te geven hoe ze het wil oppakken. Daarbij vermijd ik bewust het woord regie, omdat niemand precies lijkt te weten wat daarmee bedoeld wordt.”
Mekenkamp wil daarvoor wel een voorzet geven: “Wat mij betreft is het een heldere keuze maken in wat we wel en niet moeten doen. Wat op dat gebied op Europees niveau wordt afgesproken moet leidend zijn voor Nederland en de gids zijn voor de regio’s en de individuele ziekenhuizen en andere zorginstellingen. Dat is nog niet klaar. Er is met het goedkeuren van veel IZA-plannen focus op de regionale oplossing, veelal een dataplatform, en minder op het behalen van landelijke databeschikbaarheid, laat staan een stap naar het behalen van de Europese databeschikbaarheidsdoelstellingen van de EHDS.”
"De zorgverzekeraars zitten meer op doen, wat betekent dat VWS meer op denken moet zitten"
Van Vliet ziet in ieder geval wel een mooie ontwikkeling in het IZA. “Dat is weliswaar geldgedreven, maar heeft er op regionaal gebied ook voor gezorgd dat partijen aan de slag zijn gegaan om de samenwerking op te zetten, plannen te vormen en uit te werken. Op regionaal niveau voelen de bestuurders veel meer de pijn van niet goed kunnen werken zonder databeschikbaarheid. Daar werken ze regionaal aan, en ik geloof in de kracht van de regio.” Mekenkamp plaatst hier een vraagteken bij: “We moeten tot een Rijksdatastaat komen. Het IZA heeft geld beschikbaar gesteld voor regionale ontwikkelingen, maar blijven we regionaal met eigen projectjes bezig? Als we de doelstellingen van de EHDS voor landelijke databeschikbaarheid willen realiseren, zijn de plannen daarvoor nu nog te fluïde.”
Ontwikkeling op grotere schaal is dus nodig, stelt Mekenkamp. “Als je nu geen keuzes maakt, word je op een gegeven moment ingehaald door de tijd en worden die keuzes voor je gemaakt”, zegt hij. “Ik weet niet of dat al overal is binnengekomen.” Een terechte vraag, vindt Van Vliet. “Toen het geld voor het IZA bijna op was, zijn keuzes gemaakt voor de dingen waarin toch nog moet worden geïnvesteerd”, zegt hij. “Digitalisering en gegevensuitwisseling zaten daar niet bij. En dat is toch bijzonder als je vindt dat het zo belangrijk is.”
De zorgverzekeraars zitten net iets dichter op de bal om projecten te financieren en daarmee op korte termijn te realiseren, stelt Mekenkamp. “Ze spelen op regionaal niveau een actieve rol in het realiseren van digitaliseringsdoelstellingen”, zegt hij. “Hoe groter de zorgverzekeraar, hoe groter de ambitie, zo lijkt het. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van centra waarin de digitale of hybride zorg kan worden geregeld voor een regio. Dat heeft een positieve stimulerende rol.” Belangrijk hierbij is de balans te bewaken tussen denken en doen, vult Van Vliet aan. “De zorgverzekeraars zitten meer op doen, wat betekent dat VWS meer op denken moet zitten”, zegt hij. “Dat is nog lastig, maar ik zie wel dat het dit jaar meer in balans is gekomen.”
Er is meer te melden over de ontwikkeling in 2025. “We zien meer aandacht voor informatie-beveiliging”, zegt Mekenkamp. “Dat heeft te maken met de datalekken die de zorg hebben getroffen, het bevolkingsonderzoek voorop. Een ander punt is dat iedereen inmiddels echt met AI aan de slag is gegaan. Niet altijd even succesvol nog, maar de eerste ervaringen met spraak naar tekst zijn veelbelovend.”
Van Vliet noemt hierbij de invloed van wat nu in de Verenigde Staten gebeurt onder invloed van het leiderschap van president Donald Trump. “Dat heeft een grote invloed gehad op databeveiliging en op het besef over wat we op dit gebied zelf moeten doen”, zegt hij. “We wisten al wel waar de zwakke plekken zaten, maar nu zijn we met de neus op de feiten gedrukt over het belang van digitale soevereiniteit.” Het belang daarvan komt extra in de aandacht te staan nu na de care ook de cure de stap naar de cloud aan het zetten is, nu de cure steeds meer met AI aan de slag gaat. “Waarbij ik wel aanteken dat de trend blijft om te denken dat AI alle problemen in de zorg gaat oplossen”, zegt Van Vliet. “In feite is AI niets anders dan wat we 25 jaar geleden data mining noemden, het is een constante doorontwikkeling. Alleen is de verwevenheid met werkprocessen bij AI veel groter. De zorg moet zich nog meer bewust worden van wat dat betekent.”
AI heeft in de zorg tot nu toe meer aandacht gehad dan robotica, stellen de drie vast. Mekenkamp kijkt vooral met interesse naar chatbots. “Informatie onder de knop beschikbaar hebben wordt veel belangrijker nu de informatie-overload zo toeneemt”, zegt hij. “AI en chatbots gaan daarin beslist een rol spelen.” Huisman voegt toe: “Dat geldt zeker ook voor agents: AI die zelf actie gaat ondernemen. Agents vormen de sleutel om een volgende stap te zetten bij het invullen en gebruik van databeschikbaarheid.”
De conclusie van de drie is duidelijk: op het punt van digitalisering in de zorg moet nog veel gebeuren, en daarbij is de tijdsdruk groot. Welke boodschap hebben ze hierbij voor het veld? “Omarm de nieuwe technologie die op je afkomt”, zegt Mekenkamp, “want dat helpt je om te bepalen of die waarde heeft voor je organisatie.” Van Vliet vult aan: “Blijf inzetten op de regionale samenwerking en de verandering die daar nu in gang is gezet.” Huisman sluit af met: “Er is genoeg visie neergezet vanuit Europa en vanuit VWS. Zorg nu voor de vertaling naar de praktijk.”