Jongvolwassenen met angstklachten kunnen in de toekomst mogelijk gerichter geholpen worden met digitale therapieën dankzij een hersenscan. Uit recent onderzoek van Weill Cornell Medicine en NewYork-Presbyterian blijkt dat functionele MRI-scans (fMRI) inzicht kunnen geven in wie het meeste baat heeft bij app-gebaseerde cognitieve gedragstherapie (CGT).
De studie onderzocht 59 jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar met een angststoornis. Deze leeftijdsgroep wordt vaak geconfronteerd met zorgbarrières zoals beperkte dekking door zorgverzekeringen, financiële obstakels of het stigma rondom psychische zorg.
De onderzoekers ontwikkelden daarom Maya: een interactieve app die CGT-technieken aanbiedt via video’s, oefeningen en educatieve modules. CGT wordt beschouwd als de beste maatstaf als het gaat om de behandeling van angststoornissen. De ontwikkeling van de Maya app startte al voor de coronapandemie. Vorig jaar (2024) bleek uit een trial al dat de app bijzonder effectief was voor met name jongvolwassenen.
Maya-app studie
Tijdens de studie, gepubliceerd in JAMA Network Open, gebruikten de deelnemers de Maya-app twee keer per week gedurende zes weken. De voortgang werd gevolgd gedurende een periode van in totaal twaalf weken. De resultaten tonen aan dat het gebruik van de app leidde tot significante vermindering van angstsymptomen bij veel gebruikers. Bij sommige deelnemers bleek de verbetering blijvend, ook nadat het onderzoek gestopt was en ze de app niet meer gebruikten.
Een subgroep van 30 deelnemers onderging voor aanvang van de interventie een fMRI-scan. Analyse van deze scans onthulde opmerkelijke verschillen in de connectiviteit van specifieke hersengebieden, waaronder het dorsale aandachtssysteem en netwerken die betrokken zijn bij emotionele regulatie. Jongeren met relatief zwakkere verbindingen tussen deze gebieden bleken meer profijt te hebben van de app-gebaseerde CGT. Volgens hoofdonderzoeker dr. Faith Gunning komt dit doordat CGT juist inzet op het versterken van de regulatie van emoties – een vaardigheid die bij deze groep mogelijk minder vanzelfsprekend is.
“Onze bevindingen suggereren dat hersenactiviteit een belangrijke voorspeller kan zijn van het succes van digitale therapieën. Mensen met minder efficiënte netwerken voor emotieregulatie lijken meer te profiteren van de praktische handvatten die Maya biedt”, aldus Gunning, universitair hoofddocent en vicevoorzitter binnen de afdeling Psychiatrie van Weill Cornell Medicine.
Gepersonaliseerde digitale GGZ
Dr. Abhishek Jaywant, neuropsycholoog bij het NewYork-Presbyterian/Weill Cornell Medical Center, noemt het onderzoek een belangrijke stap richting gepersonaliseerde digitale geestelijke gezondheidszorg. “Niet iedere patiënt reageert hetzelfde op digitale interventies. Door biomarkers zoals hersenconnectiviteit te gebruiken, kunnen we in de toekomst nauwkeuriger voorspellen wie baat heeft bij welk type behandeling,” legt hij uit.
Het onderzoek benadrukt bovendien het potentieel van digitale zorgoplossingen om lacunes in de geestelijke gezondheidszorg op te vullen. Zeker in een tijd waarin wachttijden lang zijn en fysieke toegang tot zorg beperkt kan zijn, biedt een wetenschappelijk onderbouwde app een laagdrempelig alternatief.
Vervolgonderzoek
Hoewel deze eerste resultaten hoopgevend zijn, benadrukken de onderzoekers dat vervolgonderzoek nodig is om de voorspellende waarde van hersenbeeldvorming op grotere schaal te bevestigen. Toch markeert deze studie een belangrijke ontwikkeling in het combineren van neurowetenschap en e-health.
De inzet van hersenscans als beslisondersteuning past in een bredere trend van gepersonaliseerde zorg. Net als bij fysieke aandoeningen kan technologie ook in de geestelijke gezondheidszorg helpen om therapieën te individualiseren. De combinatie van neurobiologische inzichten en digitale interventies belooft daarmee een nieuwe standaard in mentale zorg.