België heeft voor het tweede jaar op rij de maximale score (100%) behaald in de eHealth Indicator Study van de Europese Unie. Dat klinkt als een bijzondere prestatie, maar hoewel het land bovenaan de lijst van EU-lidstaten prijkt, is er wel een duidelijk kanttekening te plaatsen. De studie belicht volgens ICT & eHealth expert Wil Rijnen van Domus Media namelijk maar één kant van het verhaal.
In een expert analyse benoemt Rijnen een aantal praktische en structurele beren op de weg die een duurzame digitale transformatie van de zorg in de weg staan. Overigens behoort Nederland in de EU-studie met een score van slechts 65 procent bij de slechtst presterende landen en moet het alleen Ierland (25%) onder zich dulden.
Over de EU eHealth Indicator Study
De ‘Digital Decade 2025: eHealth Indicator Study’ beschrijft de stand van zaken op 31 december 2024, met als doelstelling dat in 2030 alle EU-burgers veilig online toegang hebben tot hun elektronische patiëntendossier. Het rapport bevestigt dat de digitale toegang tot medische dossiers in Europa blijft groeien. De EU‑27 haalt nu gemiddeld 83 procent maturiteit, met een stijging van 4 procentpunt sinds 2023. Alle lidstaten bieden een vorm van online dossierinzage aan, waarbij 16 landen verdere stappen zetten richting volledige dekking.
Toegang tot basisgegevens, zoals identiteits- en medicatiegegevens, is bijna universeel aanwezig (89–99%), maar essentiële data zoals radiologieverslagen (26%) en implantateninformatie (55%) blijven achter. eID-gebaseerde authenticatie wint terrein (78% van de landen EUDI-conform) en technisch bereik ligt in 23 landen boven de 80 procent.
Een belangrijk knelpunt blijft de aansluiting van zorgverleners. Publieke instellingen scoren met 79 procent veel beter dan private spelers (59%), waarbij sectoren zoals geriatrie, revalidatie en geestelijke gezondheidszorg het minst verbonden zijn . Juridische vertegenwoordigers kunnen voor het merendeel toegevoegde toegang krijgen, maar gemachtigden en gebruikersondersteuning blijven achter, en zeven lidstaten voldoen nog niet aan WCAG-normen.
De studie benadrukt dat, naarmate landen maturiteit winnen, de focus de komende jaren moet verschuiven van technische beschikbaarheid naar complete dekking. Doel is om dit voor élke burger, mét alle datatypes, via beveiligde kanalen en voor eHealth-toepassingen in 2030 te realiseren. Dit sluit aan bij de aankomende verplichtingen uit de European Health Data Space (EHDS), het digitale raamwerk dat grensoverschrijdende interoperabiliteit en veiligheid afdwingt.
Belangrijkste bevindingen op een rij:
- Toenemende toegang: 16 lidstaten plus IJsland en Noorwegen noteerden vooruitgang; alle lidstaten bieden nu een toegangsdienst aan.
- Datatypes: Sterke beschikbaarheid van identificatie (99%), basisgegevens (98%), e‑voorschrijf (89%) en afleverhistoriek (87%). Medische beeldvorming (26%) en informatie over implantaten (55%) blijven achter.
- Authenticatie & dekking: 21 landen (78%) gebruiken een eID-systeem dat voldoet aan de EUDI-regelgeving; 23 landen (85%) hebben een technisch bereik van 80–100% van de bevolking.
- Zorgerleners: Publieke zorginstellingen hebben betere aansluiting (79%) dan private (59%), met geriaters en revalidatiecentra als zwakste schakels.
- Toegankelijkheid: 21 landen bieden toegang voor wettelijke vertegenwoordigers, maar slechts 15 (56%) faciliteren toegang voor gemachtigden. Bovendien moeten zeven lidstaten nog voldoen aan de WCAG-normen.

Europese ambities voor digitale zorg
De erkenning voor België past binnen de bredere doelstellingen van het Digital Decade Policy Programme (DDPP), het strategisch programma van de EU dat de digitale transformatie van Europa vormgeeft. Een van de speerpunten: alle EU-burgers toegang geven tot hun elektronische gezondheidsgegevens. Dit gaat gepaard met hoge eisen op het vlak van gegevenskwaliteit, interoperabiliteit, veiligheid en hergebruik, zowel voor directe zorg als voor onderzoek, innovatie en beleid.
Om dat mogelijk te maken zijn talloze initiatieven ontwikkeld op het gebied van regelgeving en technische standaarden, van GDPR tot de recent goedgekeurde European Health Data Space (EHDS). De eHealth Indicator Study die elk jaar gepubliceerd wordt, monitort de voortgang en toetst of landen technisch klaar zijn om burgers toegang te geven tot dertien types gezondheidsgegevens, waaronder medicatiegegevens, allergieën en testresultaten.
Belgische praktijk hinkt achterop ondanks 100% score
Dat België een maximale score behaalt, komt volgens Rijnen voort uit zijn robuuste technische infrastructuur. Dankzij systemen zoals de regionale eerstelijnskluizen, ziekenhuishubs, Recip-e en Vaccinnet worden gezondheidsgegevens centraal opgeslagen en beveiligd via het federale eHealth-platform. Portalen zoals MijnGezondheid zorgen voor ontsluiting richting de burger.
Toch is deze score vooral een weergave van de technische beschikbaarheid van data. In de praktijk botsen zorgverleners én burgers op belangrijke tekortkomingen. Zo laat de inhoudelijke kwaliteit van Sumehrs, die onder meer probleemlijsten en medicatiegegevens bevatten, vaak te wensen over. De werking van eHealth-functionaliteiten zoals medicatieschema’s en BELRAI blijft suboptimaal door gebrekkige interoperabiliteit en versnipperde beleidsaansturing.
Een ander structureel probleem is de gegevensuitwisseling met woonzorgcentra in België, die buiten beschouwing blijft in de score. Omdat de huisarts formeel eigenaar blijft van het medisch dossier, wordt het ontbreken van integratie met WZC-systemen niet meegeteld, terwijl dit in de praktijk een groot knelpunt vormt.
Daarnaast zorgt het landschap van uiteenlopende patiëntportalen bij onze zuiderburen voor verwarring bij burgers. Niet elk portaal ontsluit alle gegevenstypes en de gebruiksvriendelijkheid is wisselend. De eenduidigheid in terminologie ontbreekt, wat participatie en zelfzorg bemoeilijkt.
Op weg naar geïntegreerde zorg
De eHealth-score toont aan dat België beschikt over een stevige digitale basis, maar wil het land zijn voorsprong behouden, dan is een volgende stap cruciaal: de overgang van versnipperde gegevens naar een geïntegreerd, dynamisch zorgdossier.
In dat kader wordt al enige tijd gesproken over het Belgian Integrated Health Record (BIHR): een virtueel dossier dat zorgverleners en burgers toelaat samen te werken rond gezondheidsinformatie, gebaseerd op internationale standaarden zoals FHIR en SNOMED-CT. Maar momenteel blijft dit project steken in de conceptuele fase. De noodzakelijke implementatie verloopt moeizaam, mede door de complexe Belgische beleidsstructuur.
Tegelijkertijd dwingt de recent goedgekeurde EHDS-verordening alle lidstaten tot actie. In 2029 moeten samenvattingen van patiëntendossiers, medicatiegegevens en afleverhistorieken beschikbaar zijn, met uitbreiding naar medische beeldvorming en testresultaten in 2031. De EHDS ambieert niet alleen nationale interoperabiliteit, maar ook grensoverschrijdend gebruik van gezondheidsgegevens binnen de EU. Dit biedt kansen op schaalvoordelen en kwaliteitswinst, maar vereist duidelijke actieplannen op nationaal niveau.
Van roadmap naar realiteit
Om de ambities van BIHR en EHDS waar te maken, is meer nodig dan technologie alleen. Domus Medica en andere stakeholders pleiten al jaren voor structureel eHealth-programmamanagement. Dat moet niet alleen de technische ontwikkeling sturen, maar ook inzetten op change management, implementatie in de praktijk en ondersteuning van zorgverleners.
Een gezamenlijke aanpak, gedragen door federale en regionale overheden, het RIZIV en het eHealth-platform, is essentieel. De bestaande high-level roadmap voor 2025-2027 moet worden vertaald naar een concreet, uitvoerbaar plan met duidelijke timing en verantwoordelijkheden. Alleen zo kan België volgens Rijnen de sprong maken van een solide score op papier naar een toekomstbestendig digitaal zorgsysteem dat écht werkt voor patiënt én zorgverlener.